Biografie

In memoriam dominee K. Exalto

Op 24 maart jongstleden is in de leeftijd van 83 jaar van ons heengegaan dominee Klaas Exalto. Vanaf dat moment spreken we over hem in de verleden tijd. Dat valt ons zwaar. Voor velen van ons was drs. Exalto jarenlang een dominee en kerkhistoricus op wie je een beroep kon doen.

Dat is voorbij, al vormen zijn talrijke geschriften een blijvende bron van informatie. Maar wat we zullen missen, is de directe dialoog, die sprankelde van geestelijk en vaak geestig commentaar en vooral van leerrijk onderricht. Ongewild betreedt deze nagedachtenis het veld van de theologie. Maar eigenlijk wilde ik elders beginnen, namelijk bij de kring van zijn gezin. Want collega Exalto was niet in eerste instantie theoloog, maar echtgenoot en vader. Wat moet het gemis in die gezellige Benthuizense woning schrijnend zijn. Meer dan een halve eeuw geleden, in 1946, leerde Klaas Exalto het meisje kennen dat later zijn vrouw zou worden. Vijf pastorieën hebben ze met elkaar bewoond, vijf gemeenten samen gediend: Brakel, Melissant, Noordeloos, Hasselt en Benthuizen. Onlangs mochten zij gedenken dat ze 51 jaar geleden in het huwelijk traden. Ze hielden zielsveel van elkaar en gaven zich met liefde aan de opvoeding van hun zoon. Dominee Exalto was pastor en leraar, maar voor alles man en vader. Ons medeleven gaat dan ook bijzonder uit naar zijn vrouw en naar het gezin van hun enige zoon.

Toen Klaas Exalto zijn vrouw voor het eerst ontmoette, was zij al onderwijzeres, terwijl hij zelf het avondlyceum nog bezocht en overdag de kost verdiende in het boerenbedrijf. Na zijn vooropleiding begon hij in Utrecht de theologische studie. Een late roeping dus. Maar wel een vroege theoloog. Van jongsaf was hij aan lezen en studeren verknocht. Zelf liet hij zich ooit ontvallen dat hij in de periode waarin hij – van ’s morgens vijf tot ’s avonds tien! – op de boerderij werkte, het niet kon laten om voor het slapengaan nog een oude schrijver te lezen, en dat hij ’s middags tijdens schafttijd, terwijl de boer zijn middagdutje deed, een preek van Hellenbroek doornam…

Uit deze confidenties blijkt niet alleen dat dominee Exalto een gedrevene was, maar ook in welke sfeer hij ademde. Zijn afkomst ligt in het ernstige klimaat van een hervormd-piëtistisch gezin. Persoonlijk heb ik zijn ouders nog gekend. Zij waren (en kerkten zondags) Hervormd, maar behoorden mentaal meer tot de rechts-oecumenischen dan tot de steil eenkennige hervormden. Als oud-gereformeerd aankomend theologisch student bezocht ik hen wel eens, in die markante afgeknotte molen tussen Woerden en Linschoten, voordat de ‘afgescheiden’ weekdienst in Linschoten begon waarin mijn vader dan voorging. Het waren mensen die leefden bij de Schrift en bij de geschriften van de ‘oudvaders’. Uit Bunyans Christenreis las Exalto’s moeder hem al voor toen hij ternauwernood op zijn benen kon staan. Nauwkeurig eender is het ook mij vergaan. Zo’n nestgeur stempelt iemand voor het leven.

Veel daarvan is dominee Exalto dan ook altijd bijgebleven, zij het dat hij naar eigen zeggen later ‘wel wat opgeschoven is’ in de richting van de reformatoren. Dat lijkt me juist getypeerd. Van hervormd-piëtistisch werd hij meer hervormd-gereformeerd. In heel vroeg stadium bestudeerde hij trouwens al Calvijns Institutie. Het werd zijn lijfboek. Maar hoe Geneefs-gereformeerd Exalto ook was, zijn liefde voor Luther leed er niet onder. Zelf zei hij daar eens van: ‘Qua mens staat Luther dichter bij me, ook om zijn humor. Calvijn heeft geen humor’. Dit belette hem overigens niet om eraan toe te voegen: ‘Ik wil me graag onbekrompen en ondubbelzinnig in de lijn van de Geneefse reformator opstellen’.

De vruchten van deze reformatorische opstelling en inzet bleken niet gering. Dominee Exalto was immers  begiftigd met studiezin, maar niet minder met onderwijs- en schrijftalent. Afgezien van het feit dat hij naast zijn gemeentewerk eigenlijk altijd wel in (vaak tijdrovende) besturen zitting had (tien jaar HGJB, dertig jaar Willem de Zwijgerstichtig, meer dan twintig jaar GB en ook nog drie jaar synodelidmaatschap), was hij nagenoeg zonder onderbreking bezig met onderzoek, onderricht en publicatie. Enige tientallen jaren gaf hij leiding aan de ‘Reformatiekring’, waardoor een respectabel aantal predikanten mede werd gevormd. Hoeveel gemeenteleden zullen zich niet het kerkhistorisch onderwijs herinneren dat hij gaf aan de catechetencursus en de opleiding MO Theologie! En wat was hij een boeiende gids tijdens de jaarlijks ondernomen kerkhistorische reizen, samen met dr. ir. Van der Graaf.

Toch zijn het in het bijzonder zijn talloze boeken, brochures en artikelen die het meeste respect afdwingen. Niet zonder grond kreeg hij ter gelegenheid van zijn zeventigste verjaardag in 1989 een fraaie vriendenbundel ten geschenke. Zelf vond hij overigens dat zoiets alleen doctores toekwam. Dat waren wij met hem eens. Het verschil was alleen dat wij hem dan ook als een doctor, een leraar in de theologie, beschouwden. Het is deze bundel die een opsomming van zijn publicaties bevat. Ze beslaat niet minder dan vijftien pagina’s, en ze dient nog aangevuld te worden met zijn diverse publicaties op het terrein van de Nadere Reformatie! Bovendien legde dominee Exalto in 1989 zijn pen niet neer. Zijn publicitaire ijver leek geen grenzen te kennen.

De kracht van drs. Exalto lag echter niet maar in de hoeveelheid die hij schreef, maar vooral in het gehalte ervan. Die inhoud was geen eigen vinding. Hij ontleende haar aan de reformatorische theologie. Daaraan had hij hoofd en hart verpand. Zijn vriend en broeder Ds. G. Boer had hem eens toegevoegd –precies zoals hij later ook mij aanbeval –: ‘Als je ver wilt kijken, moet je op de rug van een groot man klimmen’. Dat was aan geen dovemansoren gezegd. Het waren vooral de grote hervormers die Exalto exploreerde en actualiseerde, zowel in zijn kerkhistorische bijdragen als in zijn meer praktisch-pastorale geschriften en, niet te vergeten, tijdens zijn substantiële deelname aan de hoofdbestuursvergaderingen.

De hartslag van de reformatorische theologie hoorde hij kloppen in de belijdenisgeschriften en in de liturgische formulieren van de kerk. Die bepaalden voor hem de kerkelijke en geestelijke koers en maakten hem beducht voor uitersten, hetzij naar links, hetzij naar rechts. Zelf heeft hij zijn positie en gezindheid ooit zo verwoord: ‘Ik houd er niet van om erg persoonlijke dingen naar voren te brengen, maar wil men weten wie ik ben en wat ik voorsta en wat mijn geestelijk leven is, neem dan de belijdenisgeschriften en de formulieren. Dát is het’. Dit was geen grootspraak. Het was veeleer de bescheiden bekentenis van iemand die zich met heel zijn persoonlijk en theologisch bestaan verworteld wist in het Woord en het werk van de drie-enige God, zoals de confessie daarvan gewaagt. De Schriftnabijheid van de belijdenis stond hem zozeer in het hart gegrift dat hij scherpe polemiek niet uit de weg ging wanneer hij het belijden van de kerk bedreigd zag. Sommigen vonden dat stoer, anderen star. Ik denk dat het noch het een, noch het ander was, maar dat het louter een kwestie van integriteit is geweest en dat de drijfveer eenvoudig zijn Schriftgebonden geweten was. Zelf schreef hij in 1959 in de Waarheidsvriend: ‘Elke reformatorische christen die leeft uit dezelfde geloofszekerheid als Luther, zal als onderdeel van zijn kruisweg wel altijd deze last moeten dragen, dat hij moet horen dat hij hardnekkig is. De waarheid der Schrift duldt nu eenmaal geen toegeven, zeker niet als het over hoofdzaken gaat’.

Hoe kreeg dominee Exalto het toch voor elkaar om zoveel activiteit te ontplooien?  Zijn opmerking aan het adres van een collega is veelzeggend: ‘Je hebt nog niet ontdekt hoe mooi de zon is als hij opgaat’! Zelf ging hij vroeg naar bed, maar stond hij ook heel vroeg op. Ook al moest hij weinig hebben van het middeleeuwse kloosterleven, het monastiek-matineuze patroon stond hem op het lijf geschreven. Wat hij trouwens evenzeer met de monniken gemeen had, was de afwisseling van studie en landarbeid. Zolang hij ertoe in staat was, zwoegde hij ter ontspanning tussen de bloemen en de groente in zijn tuin. Tussen de vruchten van het land deed hij mentale voeding op om schrijvenderwijs vruchtbaar te zijn voor anderen. Dat leverde soms zo’n uitbundige oogst op, dat er tijden waren waarin het lint van zijn schrijfmachine om de twee weken moest worden vervangen!

Ik schreef zo-even dat  Exalto’s werkkracht nauwelijks grenzen kende. Maar die grens wás er wel. Enkele jaren geleden ging hij door een zware en langdurige crisis heen. Terwijl ik hem jaarlijks een bezoek bracht, was dat in die fase uitgesloten. Toen ik hem het jaar daarop ontmoette, bleek zijn oude werkkracht gebroken. Wat hij me over zijn inzinking toevertrouwde, zal ik niet licht vergeten: ‘Die was te donker dan dat ik het ooit zou kunnen of willen vertellen’. Het deed me denken aan Luthers afgrondelijke benauwdheden. De stoere Exalto was nergens meer. Maar ook in dat nergensland van angst en aanvechting had zijn God hem weten te vinden. Aan lijf en ziel ervoer hij dat genade niet alleen redt van de dood, maar ook in de dood. Kruistheologie in de bittere realiteit van het bestaan! Doorgaans had ik als een leerling aan zijn voeten gezeten. Hij doceerde, ik leerde. Maar op dat moment zaten we samen aan de voeten van de Gekruiste, Die in al onze benauwdheden benauwd is geweest.

Nu is deze geleerde dominee heengegaan. Opnieuw werd hij ziek. Ditmaal was het een lichamelijke kwaal die hem velde. Hij stond er niet meer uit op. Nochtans zal hij eenmaal verrijzen. En wij weten in geloof dat hij nu reeds staat in de luister van de Opgestane. Wat hij schreef, is aan hemzelf vervuld: ‘Alleen wie op de rots van het Woord staat, zal in de hevige brandingen van de tijd waarin wij leven stand kunnen houden en overwinnen’. Het is uiteindelijk een overwinning door het laatste verlies heen. Op het snijpunt van de dood verliest een mens alles, letterlijk alles: zijn geleerdheid, zijn rechtzinnigheid, zijn ambt, zijn bekeerdheid, zijn leven. Hij haalt het niet. Hij wordt gehaald. Door Hem in Wie verliezers meer dan overwinnaars zijn. Christus alleen! Genade alleen

A. de Reuver