Deze lezing is gehouden bij de Hervormde Vrouwenbond in het jaar 1999
Het is bekend dat in onze gemeente gewoonlijk vier keer per jaar, dus om de drie maanden het sacrament van het Heilig Avondmaal wordt gevierd; twee keer in de wintermaanden, één keer in het voorjaar en één keer in de nazomer. Het is een traditie, al een heel oude gewoonte. Ook wij zullen er bij opgegroeid zijn. En toch wordt de Avondmaalbediening in vele gemeenten nog steeds ervaren als iets bijzonders, in ieder geval als een plechtig gebeuren.
Op de zondag dat het Avondmaal zal worden gevierd zijn er gemeenteleden die met opzet thuisblijven. Zij hebben vaak wel belijdenis gedaan, maar het Avondmaal verzuimen zij. De woorden ‘Doet dit tot Mijn gedachtenis’ gaan hen als het ware voorbij. Het Avondmaal mag naar nieuwtestamentisch getuigenis een vreugdemaaltijd zijn. Maar is het dat ook? De ernst van de zaak omsluiert menigmaal de vreugde. En toch zullen wij niet mogen ontkennen dat Avondmaalvieringen alle reden geven tot dankbaarheid. In de werken van Calvijn ben ik een hele opsomming tegengekomen van allerlei treffende uitdrukkingen die de goddelijke weldaad van het Avondmaal aanduiden. Hij noemt het Avondmaal in de eerste plaats een oefening van het geloof. Er zijn onder ons tal van geloofsoefeningen. Wie de Bijbel leest, is bezig met een oefening van het geloof. Wie een preek hoort of leest oefent als christenmens zijn geloof. Ook het gebed is een geloofsoefening. Welnu, het Avondmaal hoort er ook bij. Het deelnemen aan het Avondmaal is een geloofsoefening. Zo versterkt het geloof, zo wordt men in het geloof bevestigd. Calvijn noemt vervolgens het Avondmaal een teken. Doop en Avondmaal zijn tekenen. Zij zijn tekenen van Gods welwillendheid, van Zijn belofte. Aan de Avondmaalstafel mag men brood en wijn zien. Zij zijn tékenen. Christus zegt: Daar Ik voor u de dood ben ingegaan.
Verder noemt Calvijn het Avondmaal ook een schilderij. Paulus schreef eens aan de gemeenten in Galatië dat hij in zijn prediking hen Christus voor ogen had geschilderd. Ook de prediking kan dus een schilderij zijn. hoeveel te méér het Avondmaal! Augustinus noemde het sacrament het zichtbare Woord. Vergeleken bij de prediking van het Woord Gods brengt het Avondmaal ons niet iets anders, iets nieuws, neen, het brengt ons hetzelfde maar op andere wijze. Vooral hier zien wij Christus, de gekruisigde Heere voor ogen geschilderd. Het Avondmaal is een schilderij.
Vervolgens noemt Calvijn het Avondmaal een handdruk. Christus komt hier naar ons toe en geeft ons de hand. Hij belooft ons Zijn vriendschap en trouw. Toen Calvijn zelf aan het einde van zijn leven was gekomen, liet hij op een stoel zich naar de kerk dragen. Hij wilde nog eenmaal in het midden van de gemeente het Avondmaal ontvangen. Een laatste handdruk van de Heere Jezus Christus. Calvijn noemt het Avondmaal ook een representatie ofwel vertegenwoordiging. Christus is er tegenwoordig. Door de Geest! Hij is naar Zijn menselijk natuur in de hemel, maar Hij is – o onuitsprekelijk wonder – ook aan de Avondmaalstafel. Hij zegt: Zie hier ben Ik! Het brood is Mijn vlees, de wijn is Mijn bloed. Wie hiervan eet en drinkt, zal tot in eeuwigheid niet meer hongeren en dorsten.
Tenslotte noemt Calvijn het Avondmaal ook nog een instrument. U weet wat een instrument is: een voorwerp, een werktuig waarmee men iets doet. Wanneer het Avondmaal gevierd wordt doet God wat! Het sacrament is een werktuig, een genademiddel. Het Avondmaal is heel wat meer dan een gezellige maaltijd. Soms wordt dat ervan gemaakt; dan nodigt men hele gezinnen; ook kinderen die er niets van begrijpen nemen dan deel aan het Avondmaal. Neen, het Avondmaal is een sacrament, een genademiddel! Wat het Avondmaal uitbeeldt, geschiedt ook. Hier geeft Christus waarachtig Zijn lichaam en bloed. In artikel 28 van de NGB staat dat Christus even zeker mij ziel voedt en laaft tot het eeuwige leven als ik het brood en de beker uit hand van de dienaar ontvang en met de mond eet en drink. Wie in geloof eet en drinkt, ontvangt waarachtig Hem, de voor ons gekruisigde en opgestane Heere.
Zie dames, met deze beelden aan Calvijn ontleend, heb ik u een eerste indruk willen geven van wat het Avondmaal is. En van de rijkdom die ons in dit heilig sacrament geschonken is. Laten wij het Avondmaal hoogachten en er dankbaar voor zijn!
Vervolgens laten wij niet vergeten dat wij twee sacramenten hebben. Doop en Avondmaal. Op de keper beschouwd gaat het in beide sacramenten op hetzelfde. In beide hetzelfde Evangelie! Maar het ene sacrament, de doop, staat aan het begin van het christenleven, en het andere sacrament, het Avondmaal staat verderop in het christenleven. Wat de Doop betreft die vindt maar één keer plaats, het Avondmaal wordt herhaaldelijk gevierd! Als Calvijn in zijn Institutie aan het Avondmaal is toegekomen, spreekt hij over de kerk als Gods huisgezin. We worden maar één keer geboren. Bij de Doop neemt God ons als kinderen op in Zijn huisgezin. Maar de Heere God laat het daar niet bij. Neen, zegt Calvijn, God is een Vader die voor Zijn kroost zorg draagt. Daarom heeft Hij na de Doop nog een tweede sacrament gegeven, het Avondmaal. De naam zegt het al: het Avondmaal is een MAALTIJD, we worden er door gevoed, opdat wij groeien en toenemen in het geloof. Er wordt tegenwoordig veel gesproken en geschreven over ‘groeien in het geloof’, daarin zal men ook het heilig Avondmaal moeten betrekken. Kortom, we hebben niet slechts één sacrament, we hebben twee sacramenten. Wij mogen niet net doen alsof er geen Avondmaal is; we mogen het niet vergeten.
En nu geef ik u – in het kort – een historische schets. Het is geen wonder dat in de Heidelbergse Catechismus een hele vraag en antwoord gewijd is aan het onderscheid tussen het Avondmaal en de paapse mis. In de kerk van Rome is het Avondmaal bedorven. Zó erg, dat de Catechismus spreekt over de mis als een vervloekte afgoderij. Rome leert dat tijdens de bediening van de mis wanneer de priester de consecratiewoorden uitspreekt, brood en wijn een wezensverandering ondergaan, het brood wordt Christus’ lichaam en de wijn wordt Christus’ bloed. Verder, men spreekt van een offer. De bediening van de mis, is het brengen van en offer. Christus wordt opnieuw geofferd. Men spreekt van een onbloedige herhaling van het offer van Christus. De Catechismus zegt in vraag 80: de mis is in de grond der zaak niet anders dan een verloochening van het enige offer en lijden van Jezus Christus. Hoe actueel dit nog steeds is, is gebleken toen vorig jaar een van onze prinsen zijn huwelijk liet sluiten op roomse wijze en enkele leden van het koninklijk huis deelnam en aan de roomse mis. De commotie die dat veroorzaakte was waarlijk geen storm in een glas water.
Toen Luthers ogen opengingen voor de dwalingen van Rome, rekende hij ook af met de roomse mis. Al vroeg botste het op dit punt met Rome. Luther ontdekte: het Avondmaal is niet, zoals Rome het leert een sacrificium, een offer in de handen van de priester, maar een beneficium, een weldaad uit Gods hand. Eenmaal heeft Christus het offer gebracht. Dat offer was eenmalig, het staat in de Hebreënbrief. Het kan niet herhaald worden en behoeft ook niet herhaald te worden. En verder, Christus zelf stelde het Avondmaal in onder twee gedaanten. De wijn moet evengoed worden uitgedeeld als het brood. Helaas is al kort hierna binnen de reformatorische beweging een Avondmaalsstrijd losgebroken. De twee hervormers, Luther en Zwingli gingen juist op dit punt uiteen. Niet dat zij niet veel gemeen hadden. Beide waren hervormers. Maar beide hadden ook hun eenzijdigheden.
In 1541 toen Zwingli al sinds tien jaar gesneuveld was in de strijd, En Luther al op jaren was gekomen, schreef Calvijn die in die tijd in Staatsburg vertoefde, een boekje over het Avondmaal. Hij wist beide, het goede in Luther en het goede in Zwingli te waarderen. Wat wilde Zwingli? Het Avondmaal afschaffen? In geen geval! Maar Zwingli zag het Avondmaal als een gedachtenismaal. Bij het Avondmaal ‘gedenken’ wij met eerbied het lijden en sterven van Christus; wij vieren het tot Zijn gedachtenis. Het Avondmaal is ook een Pflichtzeichen. Als deelnemers verplichten wij ons, telkens opnieuw, tot het navolgen van Christus. Is dit onjuist? Neen, maar er is méér. Voor dat meerdere gingen pas langzamerhand de ogen van Zwingli open. Een ontijdige dood – hij werd maar 49 jaar – brak die ontwikkeling af.
Bij Luther verliep de ontwikkeling anders. Ook bij hem kwam het op dit punt (u hoorde het al) tot een radicale breuk met Rome. Het zou onjuist zijn te veronderstellen dat Luther in zijn Avondmaalsleer half rooms zou zijn gebleven. Al staan in lutherse kerken nog steeds altaren, dat betekent niet dat voor de luthersen het Avondmaal nog steeds een offer is. Maar Luther was traditioneler dan Zwingli en Calvijn. Rome’s leer van de transsubstantiatie is door Luther evenzeer afgewezen als door de andere reformatoren. Maar grote waarde hechtte hij aan ene waarachtige, wezenlijke lichamelijke tegenwoordigheid van Christus in het Avondmaal. En Luther betrok dat ook op Christus’ vlees en bloed. Niet alleen maar Zijn godheid maar ook naar Zijn mensheid is Christus in het Avondmaal substantieel tegenwoordig. Luther persisteerde bij de woorden: Dit is Mijn lichaam, met name bij het woordje ‘is’. Zwingli zei: deze woorden betekenen: Dit BETEKENT Mijn lichaam! Neen, zei Luther, in het Avondmaal is de héle Christus aanwezig, naar Zijn godheid én naar Zijn mensheid. Maar Christus is toch opgevaren naar de hemel, zieden de zwinglianen en de calvinisten, en dus naar Zijn mensheid in de hemel. Luther en de lutheranen gaven daarop ten antwoord: Christus is één, Zijn menselijk natuur deelt in de eigenschappen van de goddelijke natuur. Naar Zijn godheid is Christus alom tegenwoordig, maar Zijn mensheid ook. Aan het Avondmaal eten we werkelijk Christus’ lichaam en drinken we werkelijk Zijn bloed. Is dat niet rooms, vroegen Zwingli en Calvijn? Neen, zeiden Luther en de lutheranen, maar het is een geheimenis, een verborgenheid.
Calvijn heeft de middenweg bewandeld. Zijn Avondmaalsleer heeft iets eigens. Hij waardeerde beiden, Luther en Zwingli, maar ging eigen weg. Kort samengevat vinden wij bij hem twee zeer wezenlijke elementen.
Ten eerst: De gemeenschap met Christus aan het Avondmaal is geestelijk van aard. De Heilige Geest brengt ons tot Christus en Christus tot ons. Welke Christus? De Christus die nu in de hemel is. Daarom staat er in ons oude Avondmaalsformulier dat wij aan het uiterlijke brood en de wij niet blijven hangen, maar onze harten moeten opheffen naar de hemel waar Christus is zittende ter rechterhand Gods, sursum corda. Daar is Christus, in de hemel! Evenwel, de Christus die nu in de hemel is, is de gekruisigde Christus, gestorven voor onze zonden. Daarom zien wij niet alleen maar opwaarts, naar de hemel, maar ook naar het kruis en naar Golgotha. In het Avondmaal genieten wij de gemeenschap met de Christus die voor ons gestorven en opgestaan en verheerlijkt is.
In de tweede plaats: Calvijn heeft grote nadruk gelegd op de betekenis van het geloof. De gemeenschap met Christus is een geloofsgemeenschap. Christus biedt zich aan ons aan en wij nemen Hem aan door het geloof. De ongelovigen aan het Avondmaal ontvangen niets.
Leerde Luther anders? In wezen niet, maar een zekere eenzijdigheid bij hem is onmiskenbaar. Luther zei: ook de onboetvaardige en de ongelovigen ontvangen toch werkelijk Christus’ lichaam en bloed, zij het tot hun oordeel. Luther was bang voor subjectivisme, hij hield strak vast aan de objectiviteit van het sacrament; voor Calvijn ging dat een stap te ver.
Het zal nu wel bekend en duidelijk zijn: wij staan, ook in onze Avondmaalsopvatting, in de lijn, in de traditie van Calvijn. Niet omdat ze van Calvijn is, maar omdat zij met vermijding van alle eenzijdigheden, aan alle Schriftgegevens recht tracht te doen. in onze gereformeerde belijdenisgeschriften vinden wij deze Avondmaalsopvatting breed en duidelijk ontvouwd. Zij zijn het lezen en het overdenken waard. Mag ik u aanraden om voordat u aan het Avondmaal deelneemt, ter voorbereiding uw Catechismus en uw NGB er eens op na te slaan.
Over de praktijk van het Avondmaal behoef ik niet veel te zeggen, ik kan dat aan mijn collega overlaten. Eén ding mag ik wel zeggen. Alle mannen van de Reformatie hebben zich intensief beziggehouden met de leer en praktijk van het Avondmaal. In de begintijd van de Reformatie werd het Avondmaal door duizenden gevierd, onder twee gedaanten: brood en wijn. Van jongen mensen, nog half-volwassenen werd geëist dat zij de hoofdzaken van het christelijk geloof kenden en dan werden zij tot de Tafel des Heeren toegelaten. Lege Avondmaalstafels zijn waarlijk geen bewijs van een hoge graad van geestelijk leven… Integendeel! Wel is nodig dat wij als voorgangers onze gemeenten voorhouden wát het Avondmaal is, welke weldaad ons daarmee van Godswege geschonken is. Mijn verhaaltje had geen andere bedoeling dan een poging daartoe te zijn.
K. Exalto