Preek HC 7a

 

Tekst: HC Zondag 7, vraag 20

 

Gemeente,

Wie laat in de middag om 5 of 6 uur op een der perrons van de grote stations der spoorwegen staat, komt weleens onder de indruk van al die mensen die op reis zijn. dat golft maar aan, uit de treinen, in de treinen, de perrons op en af! De meeste mensen vertonen grote haast te hebben. De één gaat in de richting van het noorden, de ander in de richting van het zuiden, weer een ander gaat naar het oosten of het westen! Al deze mensen zijn op reis, zij zijn onderweg; zij gaan ergens heen en zij komen natuurlijk ook ergens vandaan. Wie dit alles ziet en gadeslaat- zo is het mij tenminste weleens overkomen-, stelt zich weleens de vraag: en hoevelen, of hoe weinigen, van al deze mensen bevinden zich nu op de weg ten leven? Zij zijn op reis, maar waarheen? Ook innerlijk en geestelijk zijn wij mensen op reis op weg; er is niemand die niet een reiziger is. Maar waarheen leidt onze weg? Is de weg die wij gaan de weg ten leven, of is zij de weg die naar dood en verderf leidt? Spreekt de Bijbel niet over twee wegen: een brede weg des verderfs, en een smalle weg ten leven?

Onze HC schenkt hier ruim aandacht aan. Hij doet dat vooral in de Zondag die deze keer aan de beurt is. In de voorafgaande zondagen is eerst gesproken over Adam en toen over Christus. In Adam zijn wij gevallen, Christus is gekomen om de gevallen mens weer op te richten, hem te behouden. In Adam zijn alle mensen verdoemd, Adams zonde wordt namelijk ons allen toegerekend; Christus is gekomen om de schuld van de zonde weg te nemen; in Hem is vrijspraak, vergeving, behoud en een eeuwig leven. Jawel, zegt de Cat. nu in de vraag die thans aan de orde is, maar geldt dat voor iedereen? Heeft iedereen deel aan wat Jezus Christus verdiend en verworven heeft? Met andere woorden: is het zo, dat iedereen door Christus gered en behouden wordt? Is, dankzij de komst van de Heere Jezus Christus de hele mensheid gered? kan er nu niemand meer verloren gaan? zullen alle mensen zalig worden? Inderdaad zijn er theologen geweest, gemeente, die dat hebben gedacht en zelfs openlijk hebben geleerd en gepredikt. Om een naam te noemen: in de derde eeuw was er een groot theoloog die zelfs durfde beweren dat ook de duivelen zalig zullen worden. Dat was Origenes, een kerkvader. Alle mensen, ja zelfs de duivelen in de hel, zullen op de duur zalig worden, zei hij. Christus heeft voor alle mensen en zelfs voor alle duivelen betaalt, voor hen allen de schuld weggenomen. U voelt wel aan, gemeente, dat is een heel gewaagde stelling, ik moet zeggen: een heel gevaarlijke stelling! Deze stelling bevat trouwens geen waarheid! Natuurlijk, wij zouden het wel alle mensen gunnen dat zij zalig werden, maar dat betekent nog niet dat het ook werkelijk zo is! Ons alleen maar door onze gevoelens laten leiden, zou niet goed zijn. wat waar of niet waar is, wordt niet uitgemaakt door ons gevoel, maar door de Heilige Schrift, die het Woord Gods is. En gaan nu al die mensen verloren, die nooit van het Evangelie gehoord hebben? Vragen de mensen soms, en dan kijken ze ons aan, of ze willen zeggen: maar zo wreed bent u toch niet! en wat moet men als predikant dan antwoorden? Wat kunnen wij anders antwoorden dan wat de Schrift zegt. Welnu, de Schrift zegt: Wie in de Zoon gelooft, heeft het eeuwige leven! En niet allen geloven in de Zoon, daarom zullen ook niet allen het eeuwige leven hebben! Nog een tekst: wie gelooft zal hebben en gedoopt zal zijn, zal zalig worden, maar wie niet geloofd zal hebben, zal verdoemd worden. Nog meer teksten waren te noemen. Altijd en overal wordt in de Heilige Schrift het eeuwige leven ofwel de zaligheid verbonden aan het geloof, het geloof in de Zoon Gods, dat wil zeggen: de Heere Jezus Christus. Openlijk wordt in de Schrift uitgesproken dat er buiten dat geloof geen zaligheid is. Wie niet geloofd zal hebben zal verdoemd worden.

 

En zie, hetzelfde vindt men nu ook in het antwoord op onze vraag. Die vraag luidt: Worden dan alle mensen wederom door Christus zalig, gelijk zij door Adam verdoemd zijn geworden? En dan zegt het antwoord: nee, maar alleen degenen die Hem door een waar geloof worden ingelijfd en al zijn weldaden aannemen! Er zijn in de antwoord drie dingen waarop wij wat dieper willen ingaan. Het eerst is, wat wij reeds hebben vastgesteld, namelijk, dat niet alle mensen zalig worden! Dat ontneemt ons, gemeente, alle valse gerustheid! De mensen leven soms zo gerust, om niet te zeggen zo zorgeloos. Alsof er geen dood en geen eeuwigheid aanstaande zijn. zij geloven wel. Alle dagen zijn zij druk met de dingen van deze wereld en naar God vragen zij niet! zelden staan zij erbij stil, dat ook voor hen de dood eenmaal komt. En ook al denken zij daar weleens aan, het brengt ze niet tot bezinning. Zij beseffen niet het gevaar, waarin zij leven. Zij worden onverwacht door de dood overvallen, en kunnen verloren gaan. Zij hebben geen honger en geen dorst naar gerechtigheid van de Heere Jezus Christus. Zij komen nimmer aan het voet van het Kruis om genade te ontvangen. op losse en onzekere gronden geloven zij toch eenmaal in de hemel te zullen komen. Bijvoorbeeld: Op grond hiervan, dat zij toch altijd iedereen het zijne hebben gegeven. Zij kennen niet de strijd om het ware geloof in de Heere JC! Zelfs niet het gebed: Heer wees mij genadig. Nee. Niet alle mensen worden zalig! Zalig worden is genade van God. Zalig worden is het wonder van de hemel! Zalig worden is onverdiende gave Gods! Om zalig te worden zal God gezocht moeten worden. In één woord: om zalig te worden is nodig het geloof in de Heere Jezus Christus. Maar gelukkig: het omgekeerde is ook waar. Wie gelooft die wordt zalig. Zalig worden is dus niet een onmogelijkheid: het kan; zelfs kan het voor ieder mens! Er is geen mens die er niet toe geroepen wordt, althans wanneer zij in de kerk komen en het Evangelie horen. Zalig worden, dat is ook niet een onmogelijkheid voor u! die worden reeds tijdens het elven zalig gesproken! Allen die oprecht in Christus geloven! Zalig worden, dat behoeft niet te wachten tot na onze dood! Wat een rijkdom, wat een genade, wat een vreugde en wat een heerlijkheid, als in onze harten leeft het geloof in de Heere Jezus Christus, de Zoon Gods! Dat is het eerste punt: niet alle mensen worden zalig; dat betekent: wij zullen ons moeten haasten om ons levenswil. Ook voor ons geldt wat wij straks hebben gezongen: Verhardt u niet maar laat u leiden. Wees niet zorgeloos. Ge hebt geloof nodig!

 

En nu het tweede punt, waarop wij wat dieper willen ingaan. In ons antwoord staat: Zalig worden alleen diegenen die door een waar geloof Christus worden ingelijfd. Ik vestig nu voor al uw aandacht op het woord ‘inlijven’. Wij moeten door het geloof in Christus worden ingelijfd. Dit woord ‘inlijven’ bevat eigenlijk een onmogelijke beeldspraak. Ge kunt dat beeld nooit letterlijk nemen. Als ge een lichaam hebt, kun ge daar natuurlijk niet zomaar lichaam delen aan toevoegen. Ge kunt geen arm of geen been toevoegen aan een lichaam. Zo is dan hier natuurlijk ook niet bedoeld, dat de gelovigen delen moeten worden van Christus’ lichaam in de letterlijke zin van het woord; wij hebben echt niet met beeldspraak te doen. Ik neem een voorbeeld: Toen ik 1810 de Fransen in Nederland geheel en al de baas werden, werd Nederland bij Frankrijk ingelijfd; wij werden een deel van het machtige rijk van Napoleon. Iets dergelijks is ook hier bedoeld. Een christen wordt door zijn geloof opgenomen in een groter geheel. Dat is zijn inlijving. Dat grotere geheel is het Rijk van de Heere Jezus Christus. Een christen mag een provincie, een kleine provincie zijn van het machtige Rijk van Koning Jezus. Door het geloof is hij ingelijfd in het Koninkrijk van Christus. Over zijn hart en leven regeert Koning Jezus. Hart en leven zijn in gebied dat onttrokken aan de macht en heerschappij van de vorst der duisternis, het is ingelijfd in Christus’ Koninkrijk. En zie dat is nu nodig. En zonder dat, gemeente, kan een mens niet zalig worden! Zalig worden alleen diegenen over wie de Heere JC Koning is geworden! Zalig worden diegenen, die niet meer leven onder de macht van de vorst der duisternis, maar die, door het geloof, zijn overgegaan uit de macht van de duisternis, in het koninkrijk van Christus, dat een koninkrijk van licht en vrede is. Tijdens de plagen die over Egypte zijn gekomen is het gebeurd, dat in heel Egypte duisternis heerste, terwijl alleen in het land Gosen, waar Israël woonde, volop licht was. Een klein plekje in heel dat grote wijduitgestrekte rijk van de farao van Egypte lag in het licht; rondom heerste echter de duisternis. Zo is nu ook op deze wereld het Rijk van de Heere JC. Een klein plekje, waar het licht is, terwijl rondom dit kleine plekje licht alleen maar de duisternis heerst, de duisternis van de zonde, de duivel en de dood. En hoe komt men nu uit de duisternis tot het licht? Onze HC zegt door een waar geloof! Het geloof doet ons overgaan van het een op het ander. Het geloof heeft zulk een kracht en zulk een verwerking, dat het de mens overzet uit het rijk des duivels in het rijk van God! En daarin bestaat nu onze zaligheid! Dat is de zaligheid: niet meer te leven onder de slavernij der zonde, de tirannie van de duivel, maar onder de gezegende heerschappij van de Heere Jezus. Zie, dat is de eerste betekenis die kan worden toegerekend aan het woord ‘inlijven’. Maar er is nog meer van te zeggen. Inlijven, dat ziet toch wel het meest op een deel worden van een ‘lijf’, een lichaam. Welnu, ook in de Heilige Schrift wordt op vele plaatsen gesproken over een lichaam in geestelijke zin. Wij hebben nu het oog op de kerk. Onder al de namen die in het Nieuwe Testament gegeven worden aan de kerk komt ook deze naam voor, bijvoorbeeld in de brieven van Paulus. De kerk heet het lichaam van Christus. Wie zalig wil worden, moet worden ingelijfd in het lichaam van Christus! Moet lid worden van de kerk! U hebt het misschien ook wel eens gelezen: er zijn tegenwoordig heel wat jongeren  die weigeren belijdenis te doen van hun geloof in een openbare dienst en die dus ook niet op deze wijze willen worden aangenomen als lid van de kerk. De papieren van de kerk staat in onze tijd bij mening een bijzonder laag aangeschreven. De kerk, och die vinden velen niet zo hard nodig! Gaat het niet veel meer om de wereld, zeggen zij, dan om de kerk! De problemen van de wereld achten velen van veel meer belang dan alle arbeid van de kerk. Ik zou u willen uitnodigen, gemeente, om hier eens naast te leggen wat er staat in ons NGB, een geschrift dat, evenals de HC, vertolkt wat ons geloof inhoudt. In die NGB, artikel 24, staat dat niemand op zichzelf mag blijven staan, dat wij allen ons bij de kerk hebben te voegen, ja dat buiten de kerk zelfs geen zaligheid is! Zie, dat is nu precies hetzelfde als wat staat in ons antwoord, waar gezegd wordt dat wij door een waar geloof Christus moeten worden ingelijfd. Bij Christus is hier te denken aan zijn werk, aan zijn gemeente. Waarvan Hij zelf het Hoofd is. Daar moeten wij bij worden ingelijfd; daar moeten wij een deel van worden, een lid. Daarbuiten is geen zaligheid. Er is een lichaam van Christus, dat zich over de ganse aarde uitstrekt, en dat er al is vanaf de dagen van het paradijs, en dat ook blijven zal tot aan de Jongste Dag, dat lichaam is Christus gemeente, zijn kerk; en ook wij moeten daarin door een waar geloof worden ingelijfd. U hebt er dus goed aan gedaan wanneer ge lid geworden bent van de kerk. Om zalig te worden kunt u daar onmogelijk buiten. Alleen, was het ook door een waar geloof? Is uw belijdenis meer geweest dan alleen een belijdenis van uw lippen, was ze ook een belijdenis van uw hart? Wij moeten dus Christus’ lichaam, dat is in zijn kerk worden ingelijfd. Er is echter nog iets, gemeente, wat ik in dit verband moet opmerken. Wij worden door het geloof ook Christus zelf ingelijfd. Hem worden wij door een waar geloof ingelijfd, zegt immers het antwoord! Een waar geloof dat hecht zich aan Christus zelf dat gaat in Christus in, wordt een deel van Hem. Hier moet ik dingen gaan zeggen, gemeente, die voor het verstand nauwelijks te vatten zijn! de diepste verborgenheden van het leven des geloofs! Wat de gelovigen ten diepste onderscheidt van de ongelovigen is, dat zij door hun geloof in Christus zijn ingegaan, vlees van zijn vlees en been van zijn gebeente zijn geworden. Wij kunnen u niet zeggen: Hoe groot het wonder van het geloof; het kan eigenlijk beter worden ervaren dan in woorden uitgedrukt! Gelijk man en vrouw één vlees worden, zo worden Christus en de gelovigen één Geest. Ik in u en gij in Mij, heeft de Heere Jezus eens tegen zijn discipelen gezegd. Er zijn vaak mensen, vooral theologen geweest, die fel tegen alle bevinding waren. Nu is er ook inderdaad een soort bevinding, mystiek die on-Bijbels is. Een boek als Hooglied van Salomo kan grof worden misbruik! Een christen zal ook nuchter moeten zijn. de vereniging met Christus moeten wij ver houden buiten alle erotiek. De verhouding man en vrouw is maar een beeld, een spiegel van de verhouding van Christus tot zijn gemeente, want de verhouding van Christus tot zijn gemeente is een geestelijke verhouding. Maar aan de andere kant, die vereniging is er dan toch, en zij is een heel nauwe, en is ook ondervinding van, ervaring; het leven des geloofs is niet zonder gevoel; er moet plaats blijven voor wat men ‘bevinding’ noemt. Een woord als hier staat in het antwoord 20, namelijk dat wij door het geloof Christus worden ingelijfd, is in feite een diep geestelijk, om niet te zeggen bevindelijk woord! Ook wij dienen er ervaring van te hebben! Omgang met God te hebben, met Christus verenigd te zijn door het geloof, het is voor een christen nodig. Alleen diegenen die Hem door een waar geloof zijn ingelijfd worden zalig.

 

En nu het derde punt uit dit antwoord waarop ik nader wil ingaan, dat is het laatste wat hier staat, namelijk de woorden: en al zijn weldaden aannemen. Om zalig te worden moeten wij Christus en al zijn weldaden aannemen. Het is mij bekend gemeente, dat er mensen zijn, die niet weinig tegen deze woorden aankijken. Mag dat nu wel, zeggen zij, Christus en zijn weldaden aannemen? Het is net alsof zij bezwaar hebben tegen dat woord ‘aannemen’. Er zijn bepaalde kringen in kerkelijk Nederland waar men liever dat woord ‘aannemen’ maar niet gebruikt! Mensen die zeggen dat zij het hebben aangenomen worden in die kringen voor verdacht gehouden. Is hun geloof wel echt, zeggen zij. Is er niet ook een gestolen geloof? Een geloof dat de mens zich maar aangematigd heeft? Zo gemakkelijk gaat het immers niet! is het geloof niet een gave Gods? Een mens kan het niet aannemen, het zal de mens moeten worden gegeven. Gemeente, het is al een oud probleem, ook wij willen er graat wat van zeggen, het moet zelfs. Te begrijpen is, dat er mensen zijn die wat huiveren als zij het woord ‘aannemen’ horen. Het komen tot het geloof is zo’n geringe zaak niet! wanneer gezegd wordt, dat het geloof een gave Gods is, is dat volkomen waar! Het is ook waar dat je soms mensen tegenkomt, die al te gemakkelijk over het geloof spraken! Die al te gemakkelijk zich hebben toegeëigend dat zij kinderen Gods zijn. zij hebben nooit strijd, zij hebben nooit twijfel! Hun geloof lijkt vaak meer een redenering te zijn dan een zaak van het hart. IS Jezus niet voor alle mensen gestorven? Zeggen zij. En zij voegen er dan gemakkelijk aan toe: en dus ook voor mij! En dat gaat dan allemaal zo gemakkelijk! Er is helemaal geen verwondering, er is niet de minste kennis van eigen onwaardigheid; het is, zoals ik al zei, meer redenering dan een zaak van hart en leven! Inderdaad, het staat te vrezen, dat deze mensen zichzelf bedriegen. Zij houden voor geloof wat maar een redenering of een inbeelding is. Maar nu de andere kant: hoe waar dit alles ook is, toch zullen wij niet tekort mogen doen aan wat de Schrift zelf leert, en wat leert die Schrift anders, dan dat Christus toch moet worden aangenomen. Ettelijke keren komen wij in de Heilige Schrift dat woord tegen. Zovelen Hem aangenomen hebben, zegt de apostel Johannes, zijn kinderen Gods! Toen de apostelen preekten waren er, zo lezen wij in Handelingen, die het Evangelie aannamen, en er waren er die het verwierpen: Soms namen de heidenen het Woord Gods wel aan terwijl de Joden het verwierpen. Ook n onze HC staat meer dan eens het woord ‘aannemen’, hier in het antwoord op vraag 20, maar ook elders! Ook wij zullen het dus mogen gebruiken. Christus en zijn weldaden moeten worden aangenomen. Alleen, en dat is het punt, gemeente, hoe en wat voor een aannemen is hier bedoeld? Iets kan op heel verschillende manieren worden aangenomen. Wanneer u morgen of overmorgen zou verteld worden dat in Amerika de levensmiddelen goedkoper zijn geworden, dan neemt u dat waarschijnlijk aan, u gelooft het, u zegt: dat zal wel zo wezen- en daarmee uit. Het raakt u weinig of helemaal niet. anders wordt het echter wanneer u morgen of overmorgen de krant zou lezen, dat in ons eigen land de levensmiddelen een stuk goedkoper worden, dat raakt u wel; dat aan te nemen en te geloven kost u misschien meer moeite, u voelt u erbij betrokken. Kijk het ware aannemen van Christus en zijn weldaden vereist da tu er zich bij betrokken gevoelt, en dat zelfs in de hoogste graad. Dat het u net gaat als Lydia, die hoorde de prediking van de apostel Paulus, en zij voelde zich erin de hoogste graad bij betrokken. Door een verborgen werking van de Heilige Geest ging het hart open en zij nam aan hetgeen Paulus preekte. Het deed haar wat, het bracht haar zelfs toto een ander leven. Zij nam Paulus en Silas in huis en bewees hen alle liefde die zij maar bewijzen kon. Dat is het ware aannemen van het Evangelie, het aannemen van het Woord Gods. Nog een voorbeeld! Wanneer aan het einde van de week of van de maand aan u uw loon wordt uitbetaald, bent u natuurlijk ten volle bereid om het aan te nemen. Naar ik hopen mag bent u zelfs blij en dankbaar dat u uw loon ontvangt! U hebt er voor gewerkt, u hebt er recht op, het zijn uw eigen verdiende centen, maar toch bent u er dankbaar voor! Echter, het is in beperkte dankbaarheid, immers u hebt er voor gewerkt, u hebt er recht op. U hebt uw loon verdiend! Maar stel nu ’n ander geval. U hebt een rijk familielid, en die geeft u, als u eens bij hem of haar op bezoek komt, zomaar ineens een groot geldbedrag! Dat is anders, dat voelt u wel! Ook dan zult u dat bedrag moeten aannemen. Immers, om geen andere wijze kan het u eigendom worden dan door het aan te nemen. Maar u voelt u beschroomd, u bent verwonderd, u bent verbaasd, u bent ook uitermate dankbaar! U had er geen recht op, maar u hebt het zomaar gekregen, en u had het misschien hard nodig. Zie gemeente, dat is nu ook het ware aannemen van de Heere Jezus Christus en al Zijn weldaden. U hebt daar geen recht op, u hebt er niets van verdiend, u hebt er niets voor gedaan! Het wordt u omniet geschonken, uit louter genade, en u verwondert u erover, u weet van dankbaarheid niet wat u doen en zeggen moet, u zegt met de psalmdichter: Wat zal ik met Gods gunsten overlaan, die trouwe Heer voor zijn gena vergelden, en dan blijft er maar een ding over: Dankbaarheid! Het loven en het prijzen van de Naam des Heeren! Nog een ander geval. Stel dat u in grote moeilijkheden verkeert, ja in nood. U zit zo dik onder de schuld dat u er niet meer bovenuit kunt komen. Uw gezin lijdt er onder en uzelf ziet er geen gat meer in, en zie dan komt er iemand en die helpt u uit uw nood. Ook dan zal van uw kan die hulp moeten worden aangenomen. Maar hoe bescheiden, hoe ootmoedig, hoe dankbaar neemt u die hulp aan.

Gemeente, bij God zijn wij allen hoogst ellendig en hulpbehoevende mensen. Schuld hebben wij, een hemelhoge schuld. Maar de Schuldeiser zelf wi ons gratie verlenen, genade schenken, hulp verlenen. Zijn eigen Zoon biedt Hij aan, als een losprijs voor onze zonden. En wat doen wij nu? Aannemen of niet aannemen? Niet aannemen is de ergste zonde die er is! Geen grote zonde in heel de Heilige Schrift dan de zonde van het ongeloof. Christus en al Zijn weldaden mogen, maar moeten ook worden aangenomen.

Het is merkwaardig, in het Grieks van het NT, is er één woord dat gebruikt wordt tegelijk voor ‘aannemen’ en ‘ontvangen’ (dechomai). Het ware aannemen is tegelijk een ontvangen. Het is met het aannemen van het geloof als met een hand van een bedelaar. Tegelijk wordt de gave, die een bedelaar wordt aangeboden, ontvangen en aangenomen, dat is één gebaar! In het geloof is het ook zo. Christus biedt zich aan, de zondaar weet, gevoelt dat hij Christus niet missen kan, hij ontvangt Christus, neemt Hem aan. En zo is het ook met alle weldaden van Christus, dus al wat Hij ons aan te bieden heeft. Nooit zult u in uw leven een bedelaar ontmoet hebben die zich er op beroemde, dat hij van iemand een gave genomen had! Een goede bedelaar zal veeleer roemen de milddadigheid van hem, die hem, boven verwachting, welgedaan heeft. Dat doet nu ook de zondaar, die met een waar geloof Christus en zijn weldaden heeft aangenomen. Hij zal nooit roemen in eigen aannemen, hij zal roemen de milddadigheid Gods, hij zal God loven en prijzen! Of iemand werkelijk Christus aangenomen heeft met een waar geloof dat kunt u hierin beluisteren; of hij klein spreekt van zichzelf en groot van God! Wee de mens die groot spreekt van zichzelf en over God zwijgt. Ware christenen hebben hoogachting voor God, verwonderen zich over zijn goedheid en genade! Are christenen beseffen dat zij alles verbeurd en verzondigd hebben, dat zij buiten Christus verloren mensen zijn. ware christenen hebben misschien al bevende de Heere Jezus aangenomen, terwijl Hij hun gepredikt werd. Ware christenen hebben geen roem over zichzelf, in zichzelf zijn zij arm. God is al hun roem en al hun eer.

 

Wij moeten besluiten: Niet alle mensen worden zalig, nee alleen diegenen die Christus door een waar geloof worden ingelijfd en al zijn weldaden aannemen. Herkennen wij onszelf daarin? Het gaat om geen kleine zaak: zalig worden of niet. en wat dan OF NIET betekent, dat weet u. wat is het groot zalig te worden! Bij onszelf is er niets voor te vinden. Och zegt misschien deze of gene, had ik maar een waar geloof. Wel het is een gave Gods. Hij biedt het geloof aan. Ook het geloof is een van die weldaden die Christus ons aanbiedt en die wij mogen ontvangen en aannemen. Zorg Christus te hebben, dan hebt ge alles! Grijp Hem aan. U kunt niet, zegt ge, ge hebt gelijk, en toch moet ge het maar doen. Als een gans arme, als een die niets heeft en niet kan, maar die ook niet zonder Hem kan. Reeds nu zijn ze zalig die Christus hebben aangenomen, maar nog oneindig veel groter zal hun zaligheid zijn wanneer zij met Hem voor eeuwig verenigd zullen wezen in zijn Hemels Koninkrijk! Wees intussen een stukje licht te midden van een duistere wereld. Laat zien wie ge toebehoort wie ge in uw hart ontvangen hebt, wie ge door een waar geloof aangenomen hebt. Schaam u niet voor Hem die zalig maakt zondaren die door Adam verdoemd zijn. niet allen worden zalig, maar als u er dan maar bij wezen mag. Het kan. Ook heden is Christus u aangeboden. Christus en al zijn weldaden. Hem aannemen en ontvangen – ge weet nu hoe. Zo zijt ge zalig en wordt ge ook zalig. Het kan! God zij geprezen om zijn vrije, onverdiende, grote soevereine genade! Amen.