Preek HC 8

Tekst: HC Zondag 8

 

Gemeente,

Geen kleine en geringe opdracht is het, om in een preek te behandelen de leer van de Drie-eenheid Gods. En toch kunnen wij er niet onder uit; het is onze opdracht. Ook de drie-eenheid Gods behoort tot ons christelijk geloof en is daarvan zelfs een van de fundamenten. Wij zouden ophouden christenen te zijn als wij niet meer geloofden dat er één God is, en dat er in dat ene goddelijke wezen drie personen zijn. wat een christen onderscheidt van een heiden, een jood en een moslim, is zijn geloof in de drie- eenheid Gods! Nergens buiten het christendom, buiten de christelijke kerk komt men dit geloof tegen. Een jood gelooft wel dat er één God is, maar hij gelooft niet dat deze God drie- enig is. Met een moslim is het hetzelfde geval. Hij belijdt Allah als zijn God, maar Allah is niet drie- enig. Vele heidenen hadden vele goden; bij hen ontbrak het geloof dat er maar één God is. Zo staat de christelijke kerk te midden van de wereldgodsdiensten met haar geloof in de drie-eenheid Gods geheel alleen! De leer van de drie-eenheid Gods is een christelijk leerstuk. Dat betekent dat wij er niet aan mogen voorbijgaan; dat wij, op bepaalde tijden en bij bepaalde gelegenheden in de prediking het moeten behandelen. Onze Catechismus gaat ons daarin voor. Een hele Zondag, namelijk aan zondag 8 is dit onderwerp gewijd. Dat betekent dat ook wij ons ermee bezig zullen houden, in deze dienst. Maar een moeilijk onderwerp is het en blijft het. Hier staat ons menselijke verstand machteloos. Het gaat ver uit boven al ons begrip. Er is geen sprake van dat wij u de leer aangaande Gods drie-eenheid nu eens echt uit de doeken kunnen doen. Veel ervan blijft omhuld. Met recht spreekt men vaak van het mysterie van de drie-eenheid. Zij is een verborgenheid. De drie-eenheid Gods kan in het leven des geloofs beter aangebeden worden dan uitgelegd. Wij zullen dus met grote eerbied en met omzichtigheid ervan mogen spreken. Wij zullen met onze brute handen niet mogen schenden deze rijke verborgenheid die God ons in Zijn Woord heeft geopenbaard. Laten wij niet al te nieuwsgierig zijn. laten wij liever horen welk profijt erin gelegen is voor het leven des geloofs.

 

De eerste vraag van onze zondag sluit aan bij de voorafgaande. In die voorafgaande hebben wij gehoord een opsomming van de 12 artikelen des geloofs, ofwel de Apostolische geloofsbelijdenis. En nu luidt in onze Zondag de eerste vraag: Hoe worden deze artikelen gedeeld? Een nogal nuchtere vraag. En toch: en zit wat achter? Het is een vraag die ons aan het denken wil zetten. Als wij lezen de 12 artikelen, wat doen wij dan? Is de Apostolische Geloofsbelijdenis slechts een aaneenrijging van losse, geheel op zichzelf staande artikelen, of zit er ook een bepaalde volgorde in? Om een uitdrukking uit onze eigen tijd te gebruiken: zit er in de AGB soms een bepaalde structuur. Inderdaad, gemeente; dat laatste is het geval. Geen losse aaneenrijging van op zichzelf staande waarheden, maar een diepdoordacht geloofsgetuigenis. Om een paar voorbeelden te gebruiken. Ons AGB is niet een kralen ketting, met losse, op zichzelf genomen stuk voor stuk mooie kralen; de AGB is meer: zij is een huis met drie verdiepingen! Er is een fundament; er is een woonkamer en boven dat alles is een dak. Het geloof in God de Vader en de Schepping is het fundament. Daarop rust het geloof in Christus, da tis ons woonhuis; en boven dat alles tot onze bescherming, tot onze heiliging, het dak van het geloof in de HG. U bemerkt ons geloof is maar niet een zinloze zaak. Al gaat het uit boven de rede, het is daarom nog niet geheel tegen de rede. Het is doordacht, er zit lijn in, er zit structuur in; het is verantwoord. Wij behoeven ons dus voor ons geloof niet te schamen; wij kunnen ermee voor de dag komen. De wetenschappen blazen hoog van de toren. Zij geven voor dat zij redelijk zijn; en dan wekt het de schijn alsof ons geloof onredelijk is, dwaas, onzinnig. Een mens met verstand, nee die gelooft niet langer. Die gaat over van het geloof op kennis, op de wetenschap. Die laat zijn geloof varen. Is dat nu werkelijk zo? Zullen wij ook ons geloof moeten loslaten en laten varen als wij mensen van kennis en wetenschap worden? Is dat werkelijk zo, dat onze jonge mensen als zij hoger onderwijs gaan volgen, mogelijk zelfs naar een hogeschool of universiteit gaan, het geloof thuis achterlaten, omdat het zo onredelijk is? Geen denken aan! Ons geloof is boven de rede, maar niet tegen de rede. En wie eenmaal in geloof aanvaardt wat God in zijn Woord heeft geopenbaard, die behoeft er waarlijk zijn verstand niet bij te verliezen; die mag zelfs zijn verstand gebruiken en hij moet dat ook. het geloof vervult het hart, maar het vervult ook ons denken. Wij moeten God liefhebben met ons hart, maar ook met ons verstand. Maar zien wij nu naar het antwoord op deze vraag. Er staat: in drie delen! Het eerste is van God de Vader en onze schepping. Het andere is van God de Zoon en onze verlossing. Het derde is van God de Heilige Geest en onze heiligmaking. U hoort gemeente: Vader, Zoon en Heilige Geest; schepping, verlossing en heiligmaking! Hoe rijk is ons Christelijk geloof, en ook hoe alomvattend! In die drie woorden: schepping, verlossing en heiligmaking is alles begrepen. Niet alleen voor onszelf dus voor ons persoonlijk, maar ook voor alle dingen. Het christelijk geloof is heel erg persoonlijk. Ik beleef daarin mijn persoonlijk heil, mijn persoonlijke zaligheid! En tegelijk is dat geloof ook wereldwijd, het omvat de ganse kosmos, schepping van het begin tot het einde. Het begint met wat er staat in Genesis 1: de Schepping van hemel en aard, en het eindigt met wat er staat in Openbaring 22: de nieuwe Schepping, het nieuwe Jeruzalem, en de verheerlijking van al wat God geschapen heeft! En daartussenin staat de heuvel Golgotha, het kruis van Christus met onze Verlosser! Onze AGB leert ons te zoeken wat tot ons persoonlijk heil nodig is. Het spreekt van Christus en zijn werk: zijn lijden, zijn sterven, zij opstanding uit de doden, zijn hemelvaart, en het spreekt ook over de vergeving der zonden en het eeuwige leven, en dat alles is zeer persoonlijk – daar kunnen wij bij leven en sterven. Maar de AGB leert ons eveneens niet enghartig te zijn, maar als christenmens te leven met een wereldwijde blik. Wij moeten ook oog hebben voor de schepping. Ook de schepping is het werk Gods. Ook daarin zien wij God. Zij is het werk van de Vader. Niet alleen de Zoon moet worden geërd, ook de Vader wil worden geërd. Als u de Vader eren wilt, dan moet u letten op de schepping! En verder u mag ook zien op de herschepping. Zij is het werk van de Geest. Het was de Geest die JC deed opstaan uit de doden. Het is de Geest des Heeren die ons nieuw leven zal geven op de dag der opstanding. Het is de Geest des Heeren die alles vernieuwt, heiligt, verheerlijkt. De heiligmaking en verheerlijking is bij uitstek van het werk van de Geest. Als u de Geest wil eren, dan moet u denken aan het nieuwe Jeruzalem dat uit de hemel zal neerdalen, dat is het werk van de Geest; dan moet u denken aan de kerk, die een schepping van de Geest, dan moet u denken aan de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, zij zullen worden voortgebracht door de Geest des Heeren. Ook het werk van de Geest is groot, heerlijk, wereldwijd. Het is, gemeente, al van ouds een vraag geweest of hier in dit antwoord van de HC de dingen toch niet teveel op een rijtje zijn gezet. De schepping is toegeschreven aan de Vader, de verlossing aan de Zoon en de heiligmaking aan de Geest, is dat niet een te scherpe verdeling? Is het dan zo, dat alleen de Vader alle dingen geschapen heeft, en is het dan zo, dat alleen de Zoon het werk der verlossing heeft uitgevoerd; en is het dan zo, dat alleen de HG de mens heiligt en het geschapene verheerlijkt? Wij geven onmiddellijk toe, gemeente, dat alle werken Gods, werken van de Drie-enige zijn. toen de Vader de wereld schiep was de Zoon er ook bij, en de Geest eveneens. Heeft God niet alle dingen geschapen door zijn Woord? En het Woord, wie was dat anders dan de Heere JC, de Zoon Gods? En lezen wij niet, al in Genesis 1 dat de Geest des Heeren zweefde op de wateren? Dus ook de Geest deed mee. En als wij het over de verlossing hebben, dan is het net zo. Zeker, de Zoon is de Verlosser. Maar wie gaf deze Verlosser? Was het niet de Vader? En wie bekrachtigde deze Verlosser? Was het niet de Geest? En als het over de heiligmaking gaat, zeker, zij is het werk van de Geest; maar ook de Vader doet mee en ook de Zoon doet mee; ook onze heiligmaking is een werk van de Drie- enige. Ik geef u dus toe, wij zullen niet teveel uit elkaar mogen halen wat één werk Gods is! Alle drie de personen zijn betrokken bij de schepping, de verlossing en de heiligmaking. En ook de HC weet dat wel, want hij spreekt in de volgende vraag over het ene goddelijke wezen. Nochtans: er is, met eerbied gesproken, ook een zekere werkverdeling in God. Niet alle drie de personen dien hetzelfde. Ik mag zeggen, dat de Zoon van God mens is geworden, ik man niet zeggen dat de Vader mens is geworden. Als bij de doop van de Heere JC aan de Jordaan, de Geest op Hem neerdaalt in de gedaante van een duif, dan mag ik niet zeggen: de Vader is nedergedaald. Als ik lees in Genesis 1 dat God alle dingen geschapen heeft, dan moet ik in de eerste plaats denken aan de Vader. Wij mogen de werken Gods niet door elkaar halen. Er zit een heilige orde in. De Vader werkt zijn werk en doet het op zijn eigen wijze. De zoon werkt zijn werk en doet het op zijn eigen wijze. En de Geest werkt ook op zijn eigen werk en doet het eveneens op zijn eigen wijze. Beseft u nu iets van de overweldigende rijkdom van de werken Gods? Waarheen wij ook onze ogen wenden, overal komen wij God tegen, overal zien wij zijn goddelijke werk. Kijk ik naar de hemel boven mij, ik zie de vingers van de hemelse Vader. Zie ik naar de aarde beneden mij, ik zie de zorgende hand van de Vader die de Schepper is. Zie ik de vogelen des hemels, ik moet denken aan de hemelse Vader. De Heere Jezus zei: de hemelse Vader voedt dezelve! Zie ik naar Golgotha, dan zie ik het werk van de Zoon. Ik zie hoe Hij als Verlosser stierf. Zie ik naar de hof van Jozef van Arimetha, ik zie het werk Gods. Ik zie hoe de Geest Hem kracht gaf om op te staan uit de doden. Zie ik in mijn eigen christenhart, ik zie het werk Gods! Ik zie, hoe de Geest mij heeft herschapen tot een nieuw mens in Christus! Zie ik in mijn eigen leven, ik zie de leiding van de Geest. Hij was het die mij maakte tot wat ik ben geworden. Zie ik naar de kerk, ik zie het werk Gods. De geest werkte in de harten, de Heere JC, de Zone Gods vergaderde zich een gemeente, de Vader trok en de Geest bracht het alles ten uitvoer. Zie ik naar het einde der tijden: ik zie de Vader verheerlijkt, ik zie de Zoon als de Zon en het Licht in het nieuwe Jeruzalem en ik zie de Geest des Heeren als de grote Vernieuwer, Heiligmaker en Verheerlijker van alle werken Gods. Zie, gemeente, dat is ons geloof in de werken van de Drie-enige God. Behoeven wij er nu nog iets aan toe te voegen? Beseft u niet de rijkdom, die u en ons allen geschonken is in de kennis van deze drie-enige God en van zijn heerlijke werken? O laten wij toch niet arm leven. Vele christenen leven veel te arm. Hun geloof is zo magertjes. Zij kunnen als hen gevraagd wordt wat zij geloven nauwelijks twee zinnen vormen. Zij zijn zo uitgepraat. Gaat het over wereldse dingen, dan hebben zij hele verhalen! Gaat het over ’t over het geloof, dan weten zij bijna niets! Zij hebben geen kennis van de werken Gods. Zij kennen niet de werken Gods in de schepping, en ook niet in de verlossing en ook niet in de heiligmaking. Zij verdiepen zich er nooit in. Zij hebben er nauwelijks oor voor. Wij behoeven niet allen theologen te zijn, maar wij moeten wel allen christenen zijn. En christenen zijn mensen die geloven in een drie- enig God en die werken Gods kennen. De psalmdichters waren ook geen theologen, toch zongen zij van de werken Gods. Zij prezen de Vader, de Zoon en de Geest. Hun geloof was rijk! Het omspande de hemel en de aarde, het begin en het einde der wereld, alle tijden en alle eeuwen. Het was hoog en diep; het was op het uiterlijke gericht en toch ook zeer innerlijk. Het was een zaak des harten, maar het stempelde hun lezen. Wij prijzen u aan het geloof in de drie-enige God, en wij wijzen u op zijn werken, zijn heerlijke werken. En wij prijzen u aan u te verdiepen in die wereld Gods.

 

En nu de tweede Vraag in onze Zondag: Aangezien er maar een enig goddelijk wezen is, waarom noemt ge de Vader, de Zoon en de HG? Hoe kan dat, wil de Heidelberger vragen: er is maar één God, dat is christelijk! En toch: u spreekt van een Vader, een Zoon en een HG! Zijn er dan toch drie goden? Hoe zit dat nu? Een God en u noemt er drie? Hier staan wij nu, gemeente, voluit voor de verborgenheid van de Drie-eenheid. En wat verwacht u nu van mij? Toch niet dat ik dat kan oplossen? Als wij nagaan wat er in de geschiedenis der kerk, door de grote mannen, al te beginnen bij de kerkvader Augustinus, over de drie-eenheid is gezegd, dan komen wij diep onder de indruk! Zij hebben erover gesproken met een rijkdom aan gedachten, zoals men nergens elders vindt. Zij hebben er boeken vol over geschreven, en voluit schriftuurlijk, zonder menselijke fantasie of speculatie. En toch: ook zij kwamen uiteindelijk voor een grens te staan! Ook zij stuiten na hun onderzoek op een kern die een verborgenheid is. Als zij het hele veld van de theologie op dit punt hebben doorwandeld komen zij tenslotte bij een rivier die te diep is dan dat zij er door heen kunnen. Wij kunnen een paar beelden gebruiken, maar wij zeggen van tevoren dat het niet meer dan beelden zijn. in een gezin hebben wij een vader, een moeder en een kind. Laten wij zeggen: een zoon. Het is maar één gezin, toch zijn er in dat gezin drie personen. Vader, Zoon en HG vormen ook één gezin. Er is maar één God, en toch zijn er drie personen. Een ander beeld: de zon heeft een drievoudige werking: zij verlicht, zij warmt en zij verhardt. Leg klei in de zon, en de klein wordt hard. Er is dus een drievoudige werking, en toch is er maar één zon. U moet er goed op letten, gemeente, als wij zeggen dat er drie personen zijn, dan zeggen wij niet dat er drie goden zijn. er zijn niet drie goden, er is er maar één. In de Heidelberger staat nadrukkelijk: één goddelijk wezen. dat zullen wij goed moeten vasthouden. Er is maar één goddelijk wezen. maar in dat ene goddelijke wezen drie personen. Men kan weleens een te scherp onderscheid maken tussen de drie personen. Dan spreekt men over de Vader alsof er geen Zoon is. Dan zegt men: een zondaar moet eerst de Vader leren kennen, en dan pas leert hij de Zoon kennen. Maar weet dan toch, dat de Vader nooit is zonder de Zoon, en zonder de Geest. Wij hebben niet drie Goden, wij hebben maar één God. Christus zei: wie Mij gezien heeft, die heeft de Vader gezien, Ik en Mijn Vader zijn één!

Het is natuurlijk volkomen waar, dat 1 geen 3 kan zijn en dat 3 geen 1 kan zijn. maar dat belijden wij ook niet. wij spreken van drie personen en van 1 goddelijk wezen. het beste voorbeeld dat ik kan geven is dat van de cirkel. Neem een cirkel en verdeel hem in drie vakken. Elk vak is dan een deel van dezelfde cirkel. Zo is elk der drie personen in het goddelijk wezen. er is slechts één verschil. Zo’n vakje is nooit de hele cirkel, het is maar een deel van! In God is het anders! De Vader is geheel God, de Zoon is geheel God en de HG is geheel God! Letten wij, gemeente, op de namen. De Vader- Hij is begin, de oorsprong. De Zoon- Hij is uit de Vader, maar van eeuwigheid. Van eeuwigheid is er een Vader en van eeuwigheid is er een Zoon. Er is een eeuwige generatie van de Zoon uit de Vader. De Geest- Hij gaat uit de Vader en uit de Zoon, en al van eeuwigheid. De Vader kan nooit de Zoon worden, de Zoon kan nooit de HG worden, en de HG kan nooit de Vader of de Zoon worden, er is een onderscheid van eeuwigheid tot eeuwigheid, en toch is de Vader God en de Zoon God en de HG God. En hoe komen wij nu aan dit geloof? Daarop geeft de HC antwoord: lees maar wat er staat in het antwoord op vraag 25. Wij lezen: omdat God zich alzo in zijn Woord geopenbaard heeft, dat deze drie onderscheiden personen de enige, waarachtige, en eeuwige God zijn. u bemerkt, onze catechismus, dus onze Belijdenis, beroept zich op de Heilige Schrift! Dat er een drie-enig God is, is maar niet een verzinsel van mensen, is maar niet een schone theorie; het is een waarheid die God zelf in zijn Woord ons heeft geopenbaard. In een mensen hart zou deze waarheid nooit hebben kunnen opklimmen! Niemand zou ooit op het idee hebben kunnen komen dat wij een drie-enig God hebben. Als de Heilige Schrift het ons niet leerde, zouden wij het niet weten. En nu vraagt u misschien naar bewijzen! Welnu, overal in de Schrift liggen zij voor het grijpen! Al in het Oude Testament lezen wij van God de Vader, wij lezen van het Woord, en dat is de Zoon. Soms wordt Hij ook genoemd de opperste Wijsheid. Er staat ergens: door het Woord des Heeren zijn de hemelen gemaakt en door de Geest zijn monds al hun heir. Wij lezen dat God van eeuwigheid zich vermaakte in de opperste Wijsheid. Wij lezen herhaaldelijk van de Geest, de HG . op de richters en de profeten kwam de Geest des Heeren. En die Geest was niet slechts een kracht, maar een persoon. In het Nieuwe Testament is het alles nog veel duidelijker. Daar treden de Zoon en de Geest nadrukkelijk ons tegemoet. De Zoon nam ons vlees en bloed aan, op Pinksteren word de Geest uitgestort. En toen Christus gedoopt werd in de Jordaan was het de Vader die zei: deze is mijn geliefde Zoon. Het was de Zoon, die gedopt word en het was de Geest die op Hem neerdaalde. En toch zegt het NT nadrukkelijk: er is maar één God. Wij lezen ook dat de Heere Christus gezegd heeft: Ik en de Vader zijn één! Niet alleen één van wil en één van werk, maar ook één in wezen! de kerk heeft dat ook terecht beleden de wezenseenheid van Vader en Zoon, en de Geest mogen wij er ook bij betrekken.

Gemeente, heden ten dage wordt dat alles opnieuw geweldig aangevochten. Eeuwenoude ketterijen die de kerk in het verleden met grote beslistheid heeft verworpen, duiken nu weer op en worden als gloednieuwe waarheden verkondigd. De godheid van de Heere JC wordt brutaalweg verloochend. En over de Geest spreekt men als over een kracht en meer niet1 men dweept met Jezus van Nazareth, maar dat Hij de Zoon des Vader si, daar wil men niet van horen. Met het oude dogma van de drie-eenheid Gods heeft men afgerekend. En men heeft een vlak en geesteloos christendom erbij overgehouden. De gemeenten worden erdoor uitgehold en het geloof gaat verloren. En toch: God heeft zich alzo in zijn Woord geopenbaard. En dat Woord zullen wij moeten eerbiedigen. Het past ons niet dat Woord te negeren en aan de kant te zetten. Het is niet anders dan menselijke verwaandheid om eigen opvattingen en ideeën, eigen theologieën te stellen in de plaats van het waarachtige Woord Gods. Ook al kunnen wij niet alles begrijpen, dat is geen reden om het opzij te zetten en te verwerpen. Wij zullen liever moeten belijden dat God groot is en dat wij verduisterd zijn n ons verstand. Laten wij liever bidden om licht en weten wat de apostel Paulus zegt, namelijk dat wij nu nog zien in een duistere spiegel, maar dat eens onze ogen de volle heerlijkheid Gods zullen mogen aanschouwen. Wij verliezen waarlijk ontzaglijk veel, om niet te zeggen alles als wij loslaten dat God één is in wezen en drie in personen, als wij niet meer geloven, dat er drie personen zijn, en dat er nochtans maar één God is. Dan houden wij geen Vader meer over, geen Zoon en geen Geest. Dan verliezen wij de schepping uit het oog, de verlossing en ook de heiligmaking. Dan is het de moeite niet meer waard om nog een christen genaamd te worden. God heeft zich alzo in zijn Woord geopenbaard – daar blijven wij bij! Dat is onze belijdenis, dat is ons geloof. En in dat geloof hebben wij onze vreugde en onze troost. De HC zegt, dat deze drie onderscheiden personen de enige, waarachtige en eeuwige God zijn.
Drie eigenschappen worden hier aan God toegerekend. Hij is de enige, Hij is de waarachtige en Hij is de eeuwige. Laten wij, gemeente, aan elk van deze drie enige aandacht mogen schenken. Goed is allereerst de enige! Dat wil zeggen: Buiten Hem is geen God! De mensen mogen nog zoveel goden hebben, zij dwalen. Er is maar één God, Hij is de Enige. Dat betekent: bij die God zullen wij ons heil moeten zoeken. U bent verloren als u uw heil niet zoekt bij deze God! Als u deze God niet zoekt bent u gelijk aan iemand die meent een adres te hebben en in een grote stad op zoek gaat, terwijl dat adres in werkelijkheid niet bestaat. Zo’n man kan dagen, weken en zelfs jaren zoeken, hij zal het echt niet vinden. Het adres is er niet! duizenden van ons medemensen zijn zo dwaas dat zij een adres zoeken dat niet bestaat. Zij zullen God moeten zoeken, Hij alleen is God! Wie tot God komt, zegt de Hebreeën- brief, moet geloven dat Hij is en een Beloner is degenen die Hem zoeken. U moet er in uw hart van verzekerd zijn, dat God er is en dat er maar één God is, en die God moet ge zoeken. Vervolgens, Hij heet ook de Waarachtige. God is de waarachtige! Wie Hem zoekt, die tast niet in het duister. Mensen kunnen in het dagelijkse leven vaak mistasten. Wie God zoekt die tast niet mis. Die grijpt niet in het luchtledige, Hij is de waarachtige.
waarachtig zijn wij mensen als wij betrouwbaar zijn, als men op ons aankan. Als men aan kan op onze woorden, op onze beloften. Zie, ook in die zin is God de Waarachtige. Wij kunnen op Hem aan. De Bijbel zegt: God alleen is waarachtig en alle mensen zijn leugenachtig. Van nature zijn wij allen leugenachtige mensen. Het is alleen de genade Gods die ons waarachtig maakt. Als de Geest Gods in ons werkt, worden wij waar, waarachtig voor God en mensen. Dan houden wij niet langer de schijn op. Dan stellen wij ons niet langer mooier voor dan wij in werkelijkheid zijn, dan belijden wij eerlijk dat wij zondaar zijn, dat wij zondares zijn. dan belijden wij ootmoedig onze gebreken. En in die zin worden wij dan waarachtig. Maar God alleen is DE Waarachtige. In Hem is geen enkel bedrog, geen veinzerij, geen mooipraterij, geen zich anders voordoen dan Hij in werkelijkheid is; geen beloven zonder het ooit na te komen, geen woorden spreken die niet waargemaakt kunnen worden. Dat is gans en al bij God uitgesloten! Dat is zozeer in strijd met zijn God-zijn dat de gedachte zelfs verworpen moet worden. Zie, dat sterkt ons geloof, gemeente. De waarachtigheid Gods is de grond van ons geloof. Was God niet waarachtig, dan was mijn geloof niet meer dan een gok. Dan zou ik mij kunnen bedriegen. Maar omdat God waarachtig is, daarom staat mijn geloof vast. De Vader is waarachtig, de Zoon is waarachtig en de Geest is waarachtig. De Vader heeft alles geschapen, Hij zal waarachtig zijn werk voltooien, Hij zal alle dingen dragen door het Woord zijner kracht. De Zoon is waarachtig, Hij heeft ons verlost, dat werk kan tot in eeuwigheid niet ongedaan worden gemaakt, omdat Hij waarachtig is. De Geest heeft in onze harten intrek genomen, Hij zal nimmer van ons wijken, want Hij is waarachtig. Hij laat niet varen het werk dat zijn hand begon. En dan, God is ook eeuwig! De HC zegt, terecht: Hij is eeuwig God. Wij hebben een eeuwig God. Laten maar praten al die dwaze mensen, die de eer en de majesteit van God durven aantasten, die zijn bestaan loochenen of die ontkennen dat er één God is, en in dat ene goddelijk wezen drie personen. Hun geluid zal gewis eens verstommen. Zij zijn maar mensen van deze tijd. En God is eeuwig. God zal ze het zwijgen opleggen, Hij is van eeuwigheid.

Och, laten wij ook beseffen, dat wij staan tegenover een eeuwig God! De Vader is eeuwig, de Zoon is eeuwig en de HG is eeuwig. Ons past in ootmoed de hand op de mond te leggen en tegen deze God nimmer te rebelleren. Laten wij ons leven en alle dingen leggen in de handen van deze God. De Vader, de Zoon en de HG, de enige, de waarachtige en eeuwige God.

In deze eeuwige God is een eeuwig behoud! Niemand zal ons uit zijn handen kunnen rukken, als wij in zijn handen ons hebben overgegeven. Wij zijn dan rondom geborgen. Niet alleen voor de tijd maar ook voor de eeuwigheid. Og is niet alleen voor zichzelf. Hij wil er ook wezen voor ons. Zo heeft Hij zich geopenbaard! Dat is de rijkdom van de kennis van de drie-eenheid Gods! Deze God, in al zijn volheid wil er wezen voor ons. Hij zegt: ik ben uw God. En wat is ons antwoord? Ons antwoord zal moeten zijn wat de psalmdichter heeft gezegd: deze God is onze God! Och, laat dat ook uw belijdenis zijn. dan bent u behouden in de enige, waarachtige en eeuwige God. Vader, Zoon en Heilige Geest, één wezen, drie personen.

 

Amen.