Preek over H. C. Zondag 11

Tekst: HC Zondag 11

 

Gemeente,

In de tijd van de Bijbel was de naamgeving van kinderen een hoogst belangrijke aangelegenheid. Toen het kind van de oude Zacharias en Elizabeth een naam moest worden gegeven, kwamen buren en familieleden bijeen, die het voorstel deden, dat hij Zacharias zou heten, dus naar zijn vader genoemd zou worden. Maar u weet, het pakte anders uit: De Heere zelf had beslist, dat de naam van het kind Johannes zou zijn. Hetzelfde, gemeente, kan ook gezegd worden ten aanzien van de Heere Jezus Christus, God zelf heeft bepaald, welke naam Hij zou dragen. Wij hopen er straks uitvoeriger op terug te komen. In ieder geval, het is u wel duidelijk dat het anders was in die tijd dan nu. Nu wordt het geven van een naam aan een kind veel onbelangrijker geacht! Niet de familieleden, maar enkel de ouders maken het uit. Dat heeft onder andere als oorzaak, dat namen voor ons vaak niet zo heel veel betekenis hebben! De betekenis van de meeste namen die heden voorkomen, is ons zelfs geheel onbekend. Wij geven ons kind de naam van onszelf, of van een van de familieleden, of wij bedenken een geheel nieuwe naam, maar de betekenis interesseert ons gewoonlijk niet zo erg. Wij zijn ook niet gewend om een verband te leggen tussen een bepaald kind of een bepaalde man of een bepaalde vrouw, en de naam die zijn dragen. Onze namen staan geheel los van onze persoonlijkheid! Er is geen verband tussen de betekenis van onze naam en onszelf.

Ook dat is in de Schrift menigmaal heel anders! Wij komen in de Schrift heel wat namen tegen die ons iets te zeggen hebben omtrent de personen die deze namen hebben gedragen. Een heel sprekend voorbeeld daarvan is de naam van Nabal! U hebt hem misschien weleens gehoord: Nabal, dat dwaas betekent; welnu, de man die deze naam droeg was dat ook. zijn eigen vrouw, Abigaïl, heeft het zelf gezegd: zo zijn naam is, is hij ook; dat zei ze tegen David. Een enkele keer gebeurde het dat namen werden veranderd. Jakob heeft een naamsverandering ondergaan. Hij kreeg de naam ‘Israël’, en Israël betekent Strijder Gods. Deze naamsverandering wijst op een geweldige gebeurtenis in Jakobs leven; op een innerlijke verandering die hij onderging, toen hij worstelde met God aan de Jabbok. En hiermee komen wij, gemeente, vanzelf tot de stof die heden in deze catechismuspreek zal moeten worden behandeld. Maar laat ik u eerst op iets ander mogen wijzen. Zondag 11 betekent in het geheel van de HC een overgang. In de Zondagen die aan deze voorafgaan, gaat het over God de Vader, nu, hier in Zondag 11, gaat het over God de Zoon. De HC biedt namelijk een hele uiteenzetting van de Apostolische Geloofsbelijdenis, ofwel de 12 artikelen. Het eerste artikel: Ik geloof in God de Vader, de Almachtige, Schepper des hemels en der aarde, is nu behandeld! Vanzelfsprekend komt nu het tweede artikel aan de beurt: En ik geloof in Jezus Christus, zijn eniggeboren Zoon, onze Heere. Voorlopig, in Zondag 11, gaat alleen over de naam van Jezus. Zie hier de stof, die ons zal bezighouden. ‘Waarom wordt de Zone Gods, zo luidt de eerste vraag, Jezus dat is Zaligmaker genoemd?’ wat in deze vraag, gemeente, het eerst onze aandacht trekt is, dat heir gesproken wordt over de Zone Gods. De HC zet hoog in: de Zone Gods! Over Hem gaat het als wij het over Jezus hebben. Zullen wij dat wel bedenken. Jezus, die naam kan zo gewoon, zelfs al te gewoon worden in de mond van mensen. De eerbied kan er uit wegraken! Dan wordt het Jezus voor en Jezus na -, maar vergeten wij toch niet: De Zone Gods -, Jezus is de Zone Gods! Ook tegenover Jezus zullen wij eerbied moeten behouden. Hij is de enige en de eniggeboren Zoon des Vader. Wij zullen dat moeten laten doorklinken in al wat wij ook deze avond over Jezus willen zeggen.

Jezus -, die naam heeft een zeer bepaalde betekenis! De HC zelf zegt welke betekenis hij heeft! Er staat: Jezus, dat is Zaligmaker! Het is een Griekse naam: Iēsous. Er zijn ook ander mensen geweest, behalve de Heere Jezus, die deze naam gedragen hebben. Wij lezen in het NT van een zekere Simon bar Jezus, d.w.z. Simon de zoon van Jezus, de vader van deze Simon heette dus ook Jezus. En toch er maar één geweest, gemeente, die in de eigenlijke zin van het woord ‘Jezus’ mocht heten. En dat is Hij geweest over Wie het hier gaat in deze zondag van de Catechismus. In dit verband is het nuttig er op te letten, hoe Hij aan die naam gekomen is. Niet mensen hebben Hem deze Naam gegeven, God zelf heeft dat gedaan. Reeds vóór zijn geboorte heeft God zelf door middel van een engel, te weten de engel Gabriel aan Maria, en later ook aan Jozef, laten bekendmaken, dat Zijn Zoon deze Naam zou moeten dragen! Er is tot tweemaal toe nadrukkelijk gezegd: ‘En gij zult zijn naam heten Jezus’. Deze naam is dus niet een menselijke vondst. Niet uitgedacht door enig mens, zelfs niet door Jozef en Maria. De naam Jezus, gelijk die gedragen is door onze Heere, is van hemelse oorsprong. Deze naam heeft onze Heere en Zaligmaker gedragen naar Gods raad en wil. De hemelse Vader zelf heeft zijn Zoon van deze naam voorzien. Zo is zijn Zoon ons gegeven als Jezus, als de Zaligmaker! Als wij de naam ‘Jezus’ uitspreken zullen wij dat bedenken mogen, en wij zullen er ons ook mee mogen troosten.

Jezus -, Zaligmaker! Nu iets over de betekenis van deze naam. Wij zijn er aan gewend dat de Heere Jezus de Zaligmaker te noemen. Dat mag ook zo zijn! De vraag is echter, of wij altijd wel voldoende beseffen, wat die naam eigenlijk inhoudt. Zaligmaken -, dat kan zo vaag voor ons zijn. Naar ik veronderstel zullen er vele gemeenteleden zijn voor wie zaligmaken eigenlijk niets anders is dan; in de hemel brengen! Als hen de vraag zou worden voorgelegd: waartoe is Jezus geboren, dan zou hun antwoord wellicht zijn: om de mensen in de hemel te brengen. Mogelijk zijn er zelfs mensen die nog vager zich uitdrukken en zeggen: Jezus is gekomen om de mensen gelukkig te maken. Is dit dan onjuist? Niet helemaal! Maar helemaal juist is het dus ook niet. De woorden ‘zaligmaken’ en ‘Zaligmaker’ hebben een diepere betekenis. Zij zien op een werk dat, om zo te zeggen, heel wat moeilijk is. Dat wordt duidelijk als wij in plaats van het woord zaligmaken een ander woord gebruiken, namelijk het woord ‘redden’. Zaligmaker is ook Redder! De Naam Jezus kan men ook vertalen met Redder! En redden, dat wijst op nood! Jezus is gekomen om mensen te redden uit de nood! Hij begint niet met mensen in de hemel te brengen, daar eindigt Hij mee, maar Hij begint met wat anders: Hij redt ze eerst! Waarvan Hij ons redt, dat zegt onze HC heel duidelijk. Want het Antwoord op onze vraag zegt: Omdat Hij ons zaligmaakt en van al onze zonden verlost. Met dat laatste wordt het eerste omschreven. Zaligmaken is verlossen van de zonde, van alle zonden! Ja, de HC is hierin volkomen naar de Schrift. Toen de engel Gabriel aan Jozef in de droom verscheen zei hij: En Maria zal een zoon baren en gij zult zijn naam heten Jezus, want Hij zal zijn volk zalig maken van hun zonden.  Hier hebt u hetzelfde als wat in onze Catechismus staat. Jezus is gekomen om de mensen te verlossen, te redden van hun zonden. Het grote levensdoel van de Zone Gods hier op aarde is dat geweest: redden van zonden. Met die opdracht is Hij naar deze aarde gekomen en die opdracht heeft Hij ook vervuld. Boven heel het leven van de Zoon van God hier op aarde staat de Naam van Jezus geschreven: Redder van de zonden, Redder van zondaren. Als een schik in nood verkeert wordt een reddingsboot uitgezonden. Er zijn mannen geweest die tientallen mensen, die op zee in levensgevaar verkeerden gered hebben. Soms ziet men een foto van zo’n redder in de krant, met een verhaal erbij hoeveel mensen hij al gered heeft. Gemeente, in eenzelfde en nog erger nood verkeren wij zondaren hier op deze aarde. Ons bedreigt een eeuwige verlorenheid! De mens is van nature een kind des doods en een prooi der hel. Maar de Redder is uitgevaren op deze wereldzee om verloren te redden van een eeuwig verderf, een eeuwige ondergang. Dat zit in de naam Jezus. Zaligmaken, dat wil dan ook zeggen: ophalen uit de diepste nood en ellende; verlossen uit het rijk des duivels; trekken uit de duisternis. Zaligmaken, dat wil zeggen: stellen in het licht van Gods aangezicht; vrijmaken van alle zonden en schuld; iemand een erfgenaam maken va Gods eeuwig koninkrijk; iemand maken tot een kind van de levende God; iemand brengen in de eeuwige gelukzaligheid. Dat is de opdracht die de Zone Gods te vervullen heeft gehad en nog heeft en ook getrouw ten uitvoer brengt. Gemeente, wij kunnen de naam Jezus niet horen of wij moeten denken aan onze ellende. Waren wij niet in nood, er zou geen Redder hebben behoeven te komen. Waren wij niet in grote nood, er zou geen goddelijke Redder hebben behoeven te komen. Waren wij niet reddeloos verloren, er zou niet vanuit de hemel een Redder hebben moeten komen. O hoe groot is onze nood, hoe groot is onze ellende! Wij kijken weer naar de HC. Er staat: en van al onze zonden verlost. Hier valt het woord zonden. Om van de zonden te verlossen, daartoe kwam Christus! Waarlijk niet voor niets! Zijn komst naar deze aarde had een hoogst ernstige oorzaak. Zondaren moesten van zonden worden verlost. De mensen die een beetje christelijk zijn hebben soms voor alles en nog wat de Heere Jezus nodig. Zal zij ziek zijn moet Hij hen genezen, als zij het moeilijk hebben, moet Hij ze kracht geven, en als zij gaan sterven moet Hij ze in de hemel brengen. En dat alles wil de Heere Jezus ook wel, maar het is niet zijn voornaamste werk; het is niet het eigenlijke werk, waartoe Hij door de Vader gezonden en gegeven is. In de tijd van het Nieuwe Testament was het ook al zo! De mensen liepen Hem na met hun zieken en bezetenen. En zij volgenden Hem soms om de broden. En zeker, de Heere Jezus genas hun zieken en gaf ze brood. Maar Hij wilde ook nog wat anders aan hen kwijt, en helaas, daar waren zij zo weinig voor te vinden. Hij wilde ze helpen uit een veel diepere nood, maar ach, daar was geen oog voor! En hoe is het met ons, gemeente? Hebben wij oog gekregen voor de eigenlijke nood van ons leven? Kennen wij de oorzaak van alle ellende? Kent ge uw zonden als de ware bron van alle onheil, naar ziel en lichaam beide? Kan Jezus aan u doen wat Hij zo graag wil doen? U verlossen van uw zonden? Kan Hij aan u kwijt wat Hij zo graag aan u kwijt wil, zijn goddelijke genade? Kan Hij voor u wezen, wat Hij is en wezen wil: een Zaligmaker, een Verlosser, een Redder van de zonden? Voor waarlijk verslagen van harten ligt er zoveel troost in wat hier staat in ons antwoord, namelijk dat Jezus ons zaligmaakt en van al onze zonden verlost! Eén is er bij Wie ge terecht kunt met de diepste nood van uw leven. Met uw ziekten en kwalen kunt ge nog naar een dokter gaan; met uw levensmoeilijkheden kunt ge gaan naar een goede vriend of vriendin, maar tot wie moet ge gaan met uw zonden? Er is niemand die u daar van af kan helpen, die u daarin kan troosten dan alleen deze Ene, Jezus, Zaligmaker. Er zijn op de wereld heel wat redders en verlossers. Zovele godsdiensten er zijn, zovele redders en verlossers. Maar wat zegt de HC? Dat bij niemand anders dan bij Jezus enige zaligheid te zoeken of te vinden is. Lees maar, zo staat het in ons antwoord. Willen wij een paar namen noemen van redders, verlossers? De boeddhisten hebben hun Boeddha. De Mohammedanen hebben hun Mohammed. Ook in de bijbel komen wij allerlei redders en verlossers tegen. Men had in de tijd van het OT de Baäl. Men had in de tijd van het NT de Griekse en romeinse goden als Zeus en Jupiter. Men had de romeinse keizer. Keizer Augustus werd als redder, een Soter geëerd en gediend. En hij niet alleen. Maar onze HC rekent met hen allen af. Er staat: daarbenevens dat bij niemand anders enige zaligheid te zoeken of te vinden is. Met andere woorden: al deze goden en redders en hoe men ze ook verder noemen wil, stellen volkomen teleur! Zij zijn niet hetgeen waar zij voor gehouden worden. Zij heten ‘goden’ maar zijn het niet. zij dragen de naam van ‘redder’ maar redden niet. zij zijn machteloze redders! Of zij bestaan zelfs niet eens, of zij zijn machteloos, in ieder geval: men mag bij hen geen zaligheid zoeken, men zal bij hen geen zaligheid vinden. Het moet ook ons worden ingeprent, hoewel wij leven in een heel andere tijd dan de vaderen onder het      OT en de oudste christen in de tijd van het NT. Redders bieden zich nog van alle kanten aan. Hier een sterke man, daar een idealist! Nu verwachten wij het heil van de een, dan van de ander! En het is meest verwacht de mens nog van zichzelf! Maar het is alles ijdelheid. Nergens is enige zaligheid te zoeken of te vinden. Wat men in andere godsdiensten vindt, is ten diepste de idee der zelfverlossing. Het heil wordt gelegd in handen van de mens! De mens moet zichzelf verlossen! Hij moet aan zijn haren zich optrekken uit het moeras waarin hij verzonken ligt! Wat moderne stelsels, politiek of wijsgerig of theologisch van aard, ons bieden is hetzelfde: de mens moet zijn eigen verlosser zijn! onzinnig is dat, ijdelheid. Trek jezelf maar eens uit een modderpoel waarin je voeten steeds dieper wegzinken -, een onmogelijkheid. Wat is het Evangelie rijk! Dat verkondigt een Ander, de Zone Gods! Hij doet wat wij niet kunnen. Hij verlost uit de zonden die ons te sterk zijn. hij bevrijdt ons van de machten waarvan wij slaven zijn. nergens wordt de ware verlossing verkondigd dan alleen daar waar Christus gepredikt wordt. nergens wordt de mens bevrijd dan alleen waar Christus door zijn Woord en Geest van de zonden bevrijdt. Jezus -, Zaligmaker, o schone heilige Naam!

Gemeente, laat die Naam Jezus toch ingedrukt mogen worden in onze harten, gegrift in onze zielen. Laat u toch niet misleiden en bedriegen. Als men u voorhoudt dat niet de zonden, de persoonlijke zonden van ieder mens het ergste zijn, als men u voorhoudt dat veeleer de maatschappij de schuld draagt van alle ellende die er in  deze wereld is, laat u niet misleiden, houd het ervoor, dat u een zondaar voor God bent, u persoonlijk en dat ook u, persoonlijk een zondares voor God zijt. Laat u de Heere Jezus niet ontnemen! Zoek bij Hem uw zaligheid! En dat wil zeggen: de vergeving van alle zonden.

Besef dat Hij daartoe in de wereld is gekomen. En die Naam Zaligmaker aannam en gedragen heeft en nog draagt en dragen zal zolang er zondaren en zondaressen wezen zullen.

 

Wij gaan over tot de volgende vraag van onze zondag: Geloven dan die ook aan de enige Zaligmaker Jezus, die hun zaligheid en welvaart bij de heiligen, bij zichzelf of ergens elders zoeken? Het zal vermoedelijk iedereen wel duidelijk zijn dat deze Vraag vooral gericht is tegen de kerk van Rome. De vaderen hebben met die kerk van Rome veel te stellen gehad -, dat klinkt ook door in onze Catechismus. Er waren in die tijd ook vele leden van de Roomse Kerk die nog wat op de wip zaten; onze Catechismus heeft getracht ze te winnen, door hen een vraag als deze voor te leggen. En verder, de leden der gemeente moesten gewapend worden in de strijd en tegen de verleidingen van de roomse kerk; ook dat is een reden waarom deze vraag is opgenomen. En nu kunnen wij twee dingen doen, gemeente, om hier van af te komen. Wij kunnen zeggen: dit raakt ons totaal niet, of wij kunnen zeggen: dit is verouderd! Ik wil met het laatste beginnen. Is werkelijk verouderd wat hier staat? Is werkelijk de kerk van Rome op dit punt veranderd? Wij hebben de Nieuwe Katechismus er op nageslagen; uitgegeven enkele jaren geleden door het Nederlands episcopaat. En zie, daarin wordt toch ook de Maria- en de heiligenverering in bescherming genomen. En letterlijk lees ik in die nieuwe roomse Katechismus: Maria is een weg tot de Heere! Via Maria tot Jezus, dat is dus de leer van de roomse kerk, ook in deze nieuwe tijd. In de praktijk mag hier en daar wat veranderd zijn, in de leer in elk geval niet! nog altijd houdt de kerk van Rome het er voor, dat Maria en de heiligen mogen worden vereerd en aangebeden. Nog altijd staan Maria en de heiligen tussen God en de mens in. Nog altijd is er in de kerk van Rome niet één Middelaar, maar zijn er vele middelaars. Nog altijd verwachten de leden van deze kerk van Maria en de heiligen zaligheid en welvaart. De HC zegt: zaligheid en welvaart. Onder ‘welvaart’ is te verstaan allerlei aardse zegeningen. In dagen van ziekte, wendt men zich tot Maria of een andere heilige. In barensnood vindt men evenveel of meer troost bij Maria of een andere heilige dan bij Christus. En wat de zaligheid betreft, men wordt naar Maria verwezen, meer dan naar Christus.

Goed, zegt u misschien, maar wat gaat ons dat aan? De kerk van Rome is buiten ons, wij hebben daar weinig of niets mee te maken. Ons antwoord is: meer dan u denkt. In het dagelijkse leven zijn er de contacten; en dat niet alleen: er is ook een oecumene in ons land die zich uitstrekt zelfs tot de kerk van Rome! Wij hebben met deze zaken dus meer te maken dan ons lief is! Wij dienen op onze hoede te zijn, opdat ons niet ontroofd wordt wat het erfgoed van de Hervorming mag worden genoemd.

Er is trouwens nog iets, onze vraag gaat niet alleen maar over de kerk van Rome. Er staat weliswaar de vraag of wij onze zaligheid en welvaart bij de heiligen mogen zoeken, maar er staat ook: of wij ze bij onszelf of ergens elders mogen zoeken. Welnu, dat zoeken van zaligheid en welvaart bij onszelf, dat komt waarlijk niet alleen maar bij anderen voor, wel degelijk ook bij ons. En daarom raakt deze vraag toch ons, die de naam van Protestanten dragen. Men kan hervormd heten, of gereformeerd, of reformatorisch en intussen maar al te zeer zijn zaligheid en welvaart zoeken bij zichzelf, in elk geval niet bij Jezus Christus. En nu vraagt de HC of dat wel geloof mag worden genoemd. En dat moet het antwoord natuurlijk zijn: nee! Zou dat het ware geloof zijn, dat ik mijn zaligheid en mijn welvaart zoek bij mij zelf, of waar dan ook, en niet bij Christus? Onmogelijk kan dat het ware geloof zijn. het ware geloof is juist dat ik van mijzelf afzie; zelfs zozeer dat ik mijzelf verloochen, geheel en al! Het ware geloof is dat ik nergens en op niemand anders steun dan alleen op Christus, op wat Hij gedaan heeft, op zijn verlossingswerk en dat dat leeft in mijn ziel. Zolang ik nog bij mij zelf of waar dan ook mijn heil en welvaart zoek, sta ik buiten het geloof der kinderen Gods. Zullen wij daar aan denken, gemeente. O hoe nodig is het toch dat wij al het onze leren prijsgeven. Al onze gerechtigheid leren zien als een wegwerpelijk kleed, en dat wij gans naakt, arm en ellendig tot Christus komen.

 

En nu wat de Catechismus ons antwoord: Neen, maar zij verloochenen met de daad de enige Heiland en Zaligmaker Jezus ofschoon zij met de mond in Hem roemen -, eerst even tot zo ver! Dit geldt aan het adres van hen die de heiligen vereren. Bij Maria of andere heiligen hun troost zoeken. Zij verloochenen Christus, die de enige Heiland en Zaligmaker is.

Het is een hard oordeel en toch niet onwaar. In de kerk van Rome wordt de enige Zaligmaker, JC verloochend. Wat Petrus eenmaal deed in de zaal van Kajafas, dat doet de kerk van Rome onophoudelijk: Christus verloochenen. Met de mond wordt in Hem geroemd, maar met de daad wordt Hij verloochend! De kerk van Rome is dan ook een kerk waarin niemand blijven mag, waar men om Gods wil mee breken moet. Evenwel, hetzelfde geldt ook, gemeente, van allen die ook al heten zij hervormd of reformatorisch, bij zichzelf of elders de zaligheid en hun welvaart zoeken. Men kan gereformeerd zijn in zijn belijdenis en in zijn hart en wandel erger dan een roomse zijn. Christus verloochenen met de daad, het komt meer voor dat wij vermoeden. Staan wij misschien er ook zelf schuldig aan? Altijd weer als ik mijn heil en troost zoek bij mijzelf in plaats van bij Hem, verloochen ik Hem met de daad. Hoe ontzettend het ook klinkt, het is toch waar! Ik moet steeds weer worden afgetrokken van alle vertrouwen en  op wat mens is en vlees is, om gezet te worden op Hem die de Rots der eeuwen is en wiens werk volkomen is.

 

Tenslotte zegt de Catechismus: Want van tweeën een: Of Jezus moet geen volkomen Zaligmaker zijn, of die deze Zaligmaker met een waar geloof aannemen, moeten alles in Hem hebben, wat tot hu zaligheid van node is. De HC zet ons voor een dilemma. Zeg het nu zelf maar. Kies nu maar uit deze twee mogelijkheden. Durft ge te beweren dat Christus geen volkomen Zaligmaker is? Durft ge dat op uw lippen te nemen? Ja -, het is niet te geloven! Wie ook maar enige kennis heeft van de Schrift, wie ook maar enig besef heeft van Wie Christus is, zal nooit durven zeggen: hij is een onvolkomen Zaligmaker! Maar, indien het dan zo is, dat ge niet durft zeggen, dat Hij een onvolkomen Zaligmaker is, dan zult ge ook, voor uzelf, daaruit de consequentie moeten trekken, dan zult ge alles in Hem moeten zoeken wat tot uw zaligheid van node is. Zult ge dat dan ook doen?

De HC zegt: Die deze Zaligmaker met een waar geloof aannemen. Mocht het door Gods genade reeds zo ver in uw leven komen? Ge had er zelf de kracht niet toe en ge had er ook de lust niet toe, maar zie, de Heere trok uw hart! Gij mocht u geven aan Hem en Hij gaf zich aan u. hij nam u aan, en gij naamt Hem aan. Zo gaat het, gemeente, als de Heere met zijn Geest in onze harten werkt. Dan vindt plaats wat Luther genoemd heeft: een heilige ruil. Een wisseling die van eeuwigheidswaarde is. Dan mag er een ontvangen van Christus zijn, en dat ontvangen heet een aannemen van Christus. Wat voor een Christus? Een halve? Een halve Zaligmaker? Zo dat u toch ook nog naar troost moet omzien bij uzelf of bij anderen? Geen denken aan, een volkomen Zaligmaker! Dat maakt juist de troost uit. Een volkomen Zaligmaker, daar hoeft niets bij! Ik hoef daar niets aan toe te voegen. Ik hoef  nu nergens meer hulp en heil te zoeken, ik heb alles in Hem. Dat is de troost, de ware troost van het Evangelie. Alles wat tot de zaligheid van node is. Voor dit leven en voor het toekomende leven. Alles wat nodig is. Het is alsof de HC ons wil voorhouden: niemand behoeft verloren te gaan. Niemand behoeft van geestelijke armoede om te komen. In deze Zaligmaker is alles wat tot de zaligheid van node is.

O hoe rijk zijn degenen die Christus toebehoren, die Hem hebben mogen ontvangen, door een waar en levend geloof. Hem hebben mogen aannemen. Hij is hun alles, zij hebben in Hem alles. Zij hebben soms een tijd achter zich dat zij het hier zochten of daar en nergens konden vinden. Zij hebben het gezocht bij zichzelf en bij anderen en zij kwamen nergens klaar. Hun mening was dat zij zelf ook nog wat doen moesten, dat zij zelf ook iets moesten opbrengen. Zij waren al maar gericht op zichzelf, om bij zichzelf iets te ontdekken dat waarde heeft voor God! Maar zie, alles werd afgebroken, zij hielden niets over! Zij werden al armer en ellendiger in zichzelf. Totdat zij Hem leerden kennen. Totdat zij ontdekten, dat het alles in Hem is. Wat een verlossing, wat een bevrijding! Hij nam alle schuld over, Hij nam alle zonden weg. Hij toonden dat Hij Jezus, dat is Zaligmaker is. En nu moeten wij gemeente, maar nooit meer tot onszelf terugkeren; of terugkeren tot andere schepselen, wie het ook zijn! en ons hartelijke bede mag wel zijn toch altijd te blijven bij Hem. Als je water mag scheppen uit een bron, waarom dan nog een vieze sloot? Christus is een heldere en overvloedige Bron, en wat wijzelf zijn dat laat ik aan uw eigen oordeel over.

Het klinkt als een bevrijdingslied in onze oren, wat staat aan het eind van onze Zondag: in Hem al wat tot de zaligheid van node is. De HC wil ons dichtbij Christus houden. Ook de Apostolische Geloofsbelijdenis wil dat: de kerk van alle eeuwen zegt: Bij Hem moet ge zijn. al wat tot de zaligheid van node is, is bij Hem. Daar het dan zoeken. Daar is het ook te vinden! Daar dan ook blijven. U niet laten weghalen bij Hem vandaan. De verzoeking is er nog steeds. Wij buigen ons altijd zo gemakkelijk over onszelf. In onze armoede zoeken wij onze rijkdom, in onze schande onze eer. Wij moeten dat afleren. Bij hem is het, alles wat tot de zaligheid van node is. Het zit alles in die ene naam: Jezus, Zaligmaker! Hoe hoog moet di naam in ons leven genoteerd staan. Onmisbaar is ons deze Naam! Geen naam is er beter voor het arme zondaarshart. Al zoudt ge maar, in een levend en oprecht geloof, die ene Naam leren spelen, wat zoudt ge rijk zijn. alles schatten van ons behoud liggen er in opgesloten. Wel, belijd dan met de kerk van alle eeuwen: De Zone Gods is Jezus! Belijd dat, en beleef het ook: en leef uit deze belijdenis: Jezus, Zaligmaker! Jezus!

 

Amen.