Preek over H.C. Zondag 14

Tekst: HC Zondag 14

 

Gemeente,

Christus’ ontvangenis en geboorte, waarover in deze dienst gesproken zal moeten worden, is omringd van ettelijke wonderen. Ook al in Christus geboren op dezelfde wijze waarop wij ook geboren zijn, toch was het een wonderlijke geboorte. En zijn ontvangenis was een heel andere dan de onze; wel in de schoot van de maagd Maria, maar niet op de natuurlijke wijze, waarop wij ontvangen zijn. Christus’ ontvangenis en geboorte zijn zulk heerlijke heilsfeiten, dat onze ogen te zwak zijn en te flets zijn, om het licht dat er in straalt te kunnen verdragen. Er is in ieder geval geen sprake van, dat wij deze wonderen zouden doorgronden. Reeds zijn velen, in hun onverstand, over deze wonderen gestruikeld! Zij hebben zich eraan geërgerd. Vooral Christus’ maagdelijke geboorte is menigmaal ontkend. Men wil er dan niet aan, dat Hij op zo wonderbaarlijke wijze ontvangen is van de Heilige Geest, en toen geboren is uit de maagd Maria! En toch: wij kunnen deze heilsfeiten niet missen. Willen wij ware christenen zijn, dan zullen wij ook moeten geloven, dat Christus op een wonderbaarlijke wijze, in de schoot van de maagd Maria, ontvangen is, en toen is geboren als de Zoon Gods, die mensenkind werd. In de zondag van de Catechismus die heden aan de beurt is, gaat het allereerst , namelijk in vraag 35, over de feitelijkheid van Christus’ ontvangenis en geboorte, en daarna in Vraag 36, over het nut ervan. Nog steeds gaat het, en daar willen wij allereerst op wijzen, om een uitleg van de Apostolische Geloofsbelijdenis. In die Belijdenis staan ook deze woorden: ontvangen van de HG, geboren uit de maagd Maria! De Catechismus legt deze woorden uit. Zie maar de eerste vraag, vraag 35. Daar staat: ‘Wat is dat: die ontvangen is van de HG, geboren uit de maagd Maria?’ De Catechismus wil zeggen: wat betekenen die woorden? En lees dan het antwoord: ‘Dat de eeuwige Zone Gods, die waarachtig en eeuwig God is, en blijft de ware menselijke natuur uit het vlees en bloed der maagd Maria, door de werking van de HG, aangenomen heeft, opdat Hij ook het ware zaad Davids zij, zijn broederen in alles gelijk, uitgenomen de zonde.’

Laten wij, gemeente, om deze woorden uit te leggen, die ons misschien wat moeilijk in de oren klinken, heel eenvoudig beginnen. Wij herinneren u, aan wat gebeurd is met Maria, de moeder des Heeren, toen de engel Gabriel tot haar kwam. Wat was zijn boodschap? Zie, gij zult bevrucht worden, en een zoon baren, en gij zult zijn naam heten Jezus. Wat is die boodschap voor Maria, die een jonge vrouw was, verrassend geweest. Het was al zo vreemd, dat een engel aan haar verscheen. En dan: die boodschap, die wonderbaarlijke boodschap. Als ongetrouwde vrouw verwacht men zo’n boodschap niet. Maria was wel ondertrouwd met Jozef, maar de Bijbel zegt nadrukkelijk, dat zij nog niet samengekomen waren. Zij hadden niet geleefd als man en vrouw. En dan toch die boodschap: ge zult een zoon baren. Maar Gabriel had haar nog meer mee te delen. Hij namelijk ook: en dit Kind zal groot zijn en een Zoon des Allerhoogste genaamd worden. Haar zoon zou dus niet alleen maar een mensenkind zijn. nee, de zoon van de Allerhoogste, wij mogen wel zeggen: de Zoon van God. Maria stond verbaasd toen zij dit hoorde. Haar reactie was: hoe zal dat wezen, daar ik geen man beken? Het raadsel was voor haar zo groot. Geen man bekend en dan toch een Zoon baren, en wel: de Zoon van God. Alles even wonderlijk en onbegrijpelijk! Buiten alle orde en regel. In strijd met alles wat natuur en ervaring ons leren. En wat heeft toen de engel Gabriel geantwoord, op die vraag, hoe idt alles mogelijk was? De engel zei: ‘de HG zal over u komen, en de kracht des Allerhoogste zal u overschaduwen; daarom ook, dat de Heilige dat uit u geboren zal worden, zal Gods Zoon genaamd worden.’ Zie, gemeente hier hebt u het verhaal van Christus’ maagdelijke geboorte. Meer is er niet over te zeggen! In hoe kiese bewoordingen heeft de engel Gabriel het vertolkt. Niemand behoeft zich te stoten aan de wijze waarop het gezegd is. Het wonder is het wonder gelaten. En toch wordt onthuld wat er heeft plaatsgevonden! Wat is er gebeurd? De HG is over Maria gekomen, en zie, op datzelfde ogenblik was zij bevrucht, verwachtte zij het Kind, dat geboren zou worden. Het was de kracht van de Allerhoogste Gods waardoor Maria bevrucht werd. Op datzelfde ogenblik ontstond in haar schoot in haar lichaam, het vlees en bloed van JC, de Zoon Gods. De eeuwige Zoon Gods nam ons vlees en bloed aan uit de maagd Maria. Hij werd daarmee ons, zijn broederen, gelijk. In alles dingen, uitgenomen de zonde. Wij kunnen niet zeggen, gemeente, dat alles voor ons geheel begrijpelijk is. Dan zou het wonder geen wonder meer zijn. Maar wij zullen ook niet kunnen zeggen, dat de Heilige Schrift op dit punt niet duidelijk is. De Schrift leert heel duidelijk dat JC niet geboren is uit de wil van de man, maar dat Hij ontvangen is uit de HG. Geen man kwam er aan te pas. Deze ontvangenis was een wonder Gods!

Ja, en toch zijn er alle eeuwen door dwaalleraren, ketters, geweest. Zij hebben deze waarheid van de maagdelijke  geboorte van de Heere JC, hebben verloochend. Ook in onze dagen zijn zij er. Men wil er niet aan dat de Heere JC ontvangen is op deze bovennatuurlijke wijze. En het is tot nadeel, tot geestelijke schande van de kerk. En kijken wij nu eens, gemeente, naar ons antwoord. Regel voor regel gaan wij het na.

Er staat allereerst, dat de eeuwige Zone Gods de ware menselijke natuur heeft aangenomen. Die naam: eeuwige Zone Gods-, wat klinkt dat verheven! Deze naam alleen al maakt ons stil en eerbiedig. Laten wij het wel beseffen: wij hebben het over de eeuwige Zone Gods. Het zijn geen alledaagse gebeurtenissen, waarover wij het hebben in deze dienst! Wordt een kind verwacht of een kind geboren ergens in een gezin, er kan zo menselijk over gesproken worden, weleens te gewoon menselijk. Want elke geboorte, van welk kind het ook is, is een wonder Gods. Er is de scheppende hand Gods in op te merken. Er is nieuw leven ontstaan! Zo is het reeds bij de geboorte van elk kind. Maar hoeveel te meer als het gaat over de geboorte van Christus, Gods Zon, de eeuwige Zone Gods. Die ontvangenis en die geboorte zijn waarlijk zo gewoon niet. Gods Zoon is mens geworden, heeft onze menselijke natuur aangenomen. Toen JC geboren werd, werd geboren Iemand die er allang was. Dit Kind was ouder dan zijn moeder, ouder dan zijn vader, dus ouder dan Jozef en Maria. Als onder ons een kind geboren wordt, dan zijn de ouders wel 20, 30, of 40 jaar ouder. Hier is dat niet zo! Het Kind was ouder dan heel het voorgeslacht. Ouder dan David, ouder dan Abraham, en ouder dan Adam en Eva. De oorsprong van dit Kind, geboren uit de schoot van Maria lag in de hemel, en in de eeuwigheid. JC is van goddelijke oorsprong. Hij kon zeggen: Eer de bergen geboren aren en aarde en wereld waren voortgebracht, was Ik. Hij was God, van eeuwigheid en tot eeuwigheid! Er staat terecht in ons antwoord: de eeuwige Zone Gods, die waarachtig en eeuwig God is. De Catechismus wil zeggen: heb toch geen lage en geringe gedachten van Hem. Spreek over Hem met eerbied en ontzag. Het kan me weleens heel erg irriteren, gemeente, dat zovelen in onze tijd het almaar hebben over Jezus van Nazareth. Zeker, onze Heere kwam uit Nazareth. Maar is dat het enige wat wij over Hem te zeggen hebben? Dan zijn wij nog geen steek verder gekomen dan die ongelovige Joden! Die noemden hem namelijk ook zo! Diepe indruk moet het op ons maken, als wij het hebben over onze Heere, de Heere Jezus Christus! Hij is God! Hij is de eeuwige en waarachtige God zelf!

In de gedaante van een mens heeft God zelf onder ons gewoond. Hijzelf werd geboren uit de maagd Maria, wandelde hier op deze aarde, stierf aan een kruis. Voor het oog der mensen was Hij slechts een hunner: een mens als alle andere mensen. Er was geloof voor nodig om Hem te herkennen, en met Petrus te belijden: Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God! Ik wil een beeld gebruiken om aan te duiden hoe het met de Heere JC geweest is tijdens zijn leven hier op aarde: Stel eens dat een prins wegtrekt naar een ver land. In dat verre land laat hij niemand bemerken dat hij een prins is. Op zijn paspoort staat zijn gewone naam. Hij heeft gewone burgerkleren aangetrokken. Hij reist en trekt met het gewone openbaar vervoer. Ja, stel eens dat hij in dat verre land arbeider wordt, ergens is een fabriek. Hij eet en drinkt net als alle andere arbeiders in die fabriek. Niemand herkent in hem een prins, toch? En zo heeft nu ook de eeuwige Zone Gods gedaan. Hij kwam hier op deze aarde, leefde in ons midden. Woonde en werkte heir. Hij was ons gelijk. Ja, de eeuwige Zone Gods, hoger dan alle prinsen heeft nog veel meer gedaan. Hij nam de schuld op zich van de mensen in wier midden Hij leefde, Hij stierf voor hen; om hen met God te verzoenen.

Er staat, gemeente, zo treffend in ons antwoord dat de eeuwige Zone Gods de menselijke natuur heeft aangenomen. Dat ziet op een daad, een goddelijke daad. Als wij geboren worden zijn wij louter passief. Wij worden geboren. Wij hebben er zelf geen weet van, wij ondergaan het. Onze menselijke natuur wordt door ons niet aangenomen maar ontvangen. Die menselijke natuur krijgen wij. Maar bij de Heere Christus, de Zone Gods was het anders, Hij nam onze natuur aan. Zijn geboorte was een daad, en wel een daad van Hemzelf. En achter die daad stond een besluit. Wil dat alles zeggen, gemeente, dat Hij niet waarlijk mens was? Zeg dat niet, want dat zou een ernstige vergissing zijn. dit is juist het geheimenis dat aan de Heere JC is: hij was God en Hij was mens! Ook mens! Hij had een ware menselijke natuur. Die had Hij aangenomen. Ook Hij had zijn menselijke behoeften: Hij at en dronk, en sliep, was weleens vermoeid; ook Hij had zijn vrienden, ook Hij stelde prijs op omgang met anderen. Er staat in ons antwoord dat Hij de broederen in alles gelijk is geworden, uitgenomen de zonden. De Catechismus heeft deze woorden letterlijk aan de Schrift ontleend. JC was een waarachtig mens. Alleen op één punt verschilde Hij van ons, en dat was: de zonde. Wat ons betreft, wij zijn allen zondaren. Niemand uitgezonderd! Hij was geen zondaar. Hij was rein en zonder enig kwaad al vanaf zijn ontvangenis. God kan niet zondigen, en Hij was God. Dat is, wat zijn menselijke natuur betreft, het enige onderscheid geweest tussen Hem en ons.

En nu nog één ding, gemeente, uit ons antwoord. Er staat dat dit alles zo geweest is door de werking van de HG. De HG heeft dit alles zo gedaan. U hoorde het al: het was door de HG dat JC als Gods Zoon ontvangen werd in de schoot van Maria. De HG heeft dit wonder gewerkt. En nu weet u wel: ook de HG is God. God heeft het dus gedaan. God verwekte in de schoot van Maria de menselijke natuur van Christus. Het was God die zijn Zoon zond, het was God die Hem verwekte in Maria en het was God die de menselijke natuur aannam. O welk een werk Gods! Het werk van God drieenig! Wij staan hier voor een goddelijk wonder. In die Ene, die geboren is uit de maagd Maria, hebben God en mens elkaar gevonden. God en mens waren gescheiden, de zonde had hen gescheiden, in de Heere JC hebben zij elkaar weer gevonden. En nu begrijpt u ook wel: willen wij ooit tot God komen, dan hebben wij de Heere JC nodig. Niemand komt tot de Vader dan door Hem. Zonder geloof in Christus is er geen weg tot God. Een Jood mag hebben wat hij wil, zolang hij niet in Christus gelooft, staat hij buiten God. Een moslim mag nog zo religieus zijn, zolang hij niet in Christus gelooft, staat hij buiten God. Een onchristelijk mens mag nog zo deugdzaam zijn en nog zovele goeds doen, zolang hij niet in Christus gelooft, mist hij God.

En ook voor ons geldt dat wij buiten JC niet behouden kunnen worden. Hij alleen is de Weg, de Waarheid en het leven. Vele mensen leven zo ver buiten Christus. Zij kennen Hem nauwelijks! Zijn naam kennen zij misschien, dat is alles. Zij hebben nog nooit Hem gezocht. Zij menen misschien toch een God te hebben. Maar zij misleiden zichzelf. Zij hebben geen God, althans niet de ware God. De ware God is alleen in Christus.

Met God verzoend en verenigd kunnen wij alleen door Hem worden. Hij is Immanuël, God met ons. U bent een arm dwalend schaap, zolang ge nog niet tot Christus gekomen bent. U doolt rond op misschien wel duizend wegen, en u hebt het nog niet gevonden. Alleen bij Hem is het te vinden. Eens zei een jonge vrouw tegen mij: Ik ben nog zoekende; wij hebben haar mogen wijzen op die Ene, bij wie het te vinden is. Geen hart zal ooit waarlijk tot rust komen, dat net gekomen is tot die Ene, onze Heere JC. Er zijn ontzaglijk vele beroeringen in de wereld; waar zoekt u uw rust? Alleen hier is uw rust! Hebben eens schuldig en verontrust geweten, waar zoeken wij de vrede? Alleen bij die Ene is de ware vrede des harten. Hij is God en mens in enen. In Hem hebben God en mens elkaar gevonden. Hij is Immanuël. Zonder deze Immanuël kunnen wij niet getroost leven en sterven.

 

En nu, gemeente, de volgende vraag en antwoord, dus vraag 36.  Daarin wordt de vraag gesteld naar het nut.  Wat nuttigheid verkrijgt u door de heilige ontvangenis en geboorte van Christus? Het kan u bekend zijn: de Catechismus vraagt altijd naar het nut. En dat is een zinvolle vraag. Wat hebben we eraan? Het christelijk geloof is maar niet een bespiegeling, een fraaie theorie, een luchtkasteel. Zo is de wijsbegeerte ofwel de filosofie! Daar kan men intellectueel genot aan beleven, maar veel meer biedt zij ons niet. het geloof wel. Dat geeft nut. Dat biedt troost. Dat biedt houvast is leven en sterven. Daar heb ik profijt van ook als ik op mijn sterfbed lig. Als mensen ongeneselijk ziek zijn hebben zij niets aan filosofie, aan schone theorie; maar het christelijk geloof hen troost, een houvast ook in het uur van de dood. Door dat geloof kunnen wij dood, duivel en hel overwinnen. Dus: terecht vraagt de Catechismus: wat is het nut? Nog één ding, gemeente, over de vraag. Er staat: de HEILIGE ontvangenis en geboorte. Hoort u en gevoelt u, op welk een eerbiedige wijze in de Catechismus gesproken wordt over het wonder van Christus’ ontvangenis en geboorte? Laat dat ook bij ons zo mogen zijn. en dan nu wat nuttigheid wij ervan hebben. Het antwoord zegt: dat Hij onze Middelaar is en met zijn onschuld en volkomen heiligheid mijn zonde, waarin ik ontvangen en geboren ben, voor Gods aangezicht bedekt. In dit antwoord gemeente, zijn vier dingen die ons moeten bezighouden.

In de eerste plaats: wij zijn in zonden ontvangen en geboren. Onze ontvangenis en geboorte was geen heilige ontvangenis en geboorte, zoals bij de Heere JC het geval was. Integendeel! Een onheilige, een zondige ontvangenis en geboorte. Wij zijn allen een schakeltje in de lange keten van het zondige geslacht van Adam. Toen Adam en Eva gevallen waren, brachten zij gevallen kinderen voort. De zonde van Adam en Eva is niet tot henzelf beperkt gebleven. Kain, hun eerstgeboren zoon bleek een broedermoordenaar te zijn. hij sloeg Abel dood.

Onmiddellijk plantte de zonde zich voort. Job zei later: wie zou een reine kunnen geven uit een onreine? Uit de onreine Adam en Eva konden onmogelijk reine kinderen worden geboren, en zo is het gebleven tot op deze dag. Pasgeboren kinderen mogen er nog zo onschuldig uitzien, voor God zijn het gevallen mensenkinderen; en dat zij dat zijn komt in hun verder leven openbaar. Wij komen met zonde en schuld in de wereld. Wij erven de zonden van onze ouders. En bovendien, God rekent Adams nageslacht de zonde van Adam en Eva toe. Toen David met Bathseba gezondigd had, door overspel met haar te begaan, en later tot berouw kwam, zie hij: het is niet alleen dit kwaad dat roept om straf, maar ik ben in zonden ontvangen en geboren. David gevoelde zijn verdorvenheid. Ook afgezien van zijn overspel was hij toch voor God een zondig mens.  Dit alles, gemeente, wordt ons voorgehouden in de Schrift tot onze verootmoediging en vernedering. In zonde ontvangen en geboren. Zo leef ik voor het aangezicht Gods. ik sta voor Hem als een zondaar, ook al is mijn leven no zo burgerlijk en kerkelijk. Ik heb genade nodig, ook al leef ik nog zo onberispelijk. Dat is dus het eerste, wat ons hier in dit antwoord wordt voorgehouden.

In de tweede plaats: JC is onze Middelaar. Hij is onze Middelaar, zegt de HC. Hij is dat geworden door zijn ontvangenis en geboorte. Zie hier het nut dat ik heb van deze ontvangenis en geboorte! Ik heb een Middelaar. Was Christus niet geboren, dan zou ik geen Middelaar hebben. En geen Middelaar hebben, betekent voor God staan zonder enige hulp. Daan neemt niemand het voor mij op. Dan ben ik zonder Helper. Dan ben ik weerloos aan Hem, dat wil zeggen aan zijn goddelijke toorn overgeleverd. Pas las ik van een man, een predikant die in een Russische concentratiekamp had gezeten. Hij was weerloos overgeleverd aan zijn beulen. Niets was zijn eigendom. Men kon met hem doen wat ze wilde. Niemand nam het voor hem op. Hij kon op niemand een beroep doen. En nu moet men bedenken, gemeente, God is geen beul. Maar wel is God buiten de Heere JC een verterend vuur en een eeuwige gloed bij Wie niemand wonen kan. Waar moet de mens zich bergen, die geen Middelaar heeft? Waar moet de mens blijven die de Heere JC mist? Hij is ons gegeven tot een Middelaar; dat is Hij geworden door zijn heilige ontvangenis en geboorte. Wat is een Middelaar? De naam zegt het eigenlijk al: een Middelaar is een tussenpersoon. Hij staat tussen de partijen in. Hij pleit voor de ene partij bij de andere partij. God heeft geen Middelaar nodig, maar wij des te meer. Het is onze zaak die de Heere JC bij God moet behartigen. En Hij heeft dat ook gedaan. Hij heeft zijn bloed gegeven tot wegneming van onze zonden. Dat God verzoend is hebben wij te danken aan deze Middelaar. In de Heere JC hebben wij een Middelaar, tot wie wij onze toevlucht mogen nemen. In al onze zonden en ongerechtigheden die, zoals u al hoorde ons aankleven vanaf ons ontvangenis. Al wie het oordeel Gods vreest, mag gaan tot deze Middelaar. Al wie zich schuldig gevoelt, mag de hulp inroepen van deze Middelaar. Al wie dood en hel vreest, mag deze Middelaar zoeken. O als wij toch geen Middelaar hadden! Laten wij waarderen, gemeente, dat God ons een Middelaar heeft gegeven. Dan gaat u profijt trekken van Christus’ ontvangenis en geboorte. Wat nuttigheid verkrijgt ge door de heilige ontvangenis en geboorte van Christus? Dat Hij onze Middelaar is.

Ook in tijdelijke noden en zorgen mogen wij bedenken dat ons in de Heere JC een Middelaar is geschonken. Hij wil het voor ons opnemen. Hij wil onze pleitbezorger zijn. hij wil voor ons bidden. Hij wil ons leggen onder zijn gezegende handen. Wij hebben een Middelaar! Het zal er voor ons op aankomen, gemeente, dat wij van deze Middelaar ook gebruik maken. Christus zal ons nooit tot nut kunnen zijn als wij geen gebruik maken van Hem. Elke arts staat machteloos als een patiënt weigert de medicijnen in te nemen. Dan is alle hulp uitgesloten. En wat hoop kan er zijn voor een patiënt die de arts zelf niet eens begeert. Zulk patiënten zijn er soms: zij weigeren de hulp van een arts in te roepen. Is het dan geen eigen schuld als zij geen genezing vinden?

Jezus Christus is onze Middelaar! Maar Hij kan niemand tot nut zijn, die niet tot Hem komt, en zijn hulp inroept. Het is dan onze eigen schuld als wij omkomen. Nut kunnen wij van de Heere JC alleen hebben, als wij Hem zoeken en begeren als onze Middelaar, zoals Hij ons ook gegeven is.

 

In de derde plaats, gemeente: in deze Middelaar is onschuld en een volkomen heiligheid. Dat staat in ons antwoord. JC is niet zoals wij zijn. dan zou Hij ons niet kunnen helpen. Hij staat buiten de keten van zonde en schuld en daarom is Hij geboren uit een maagd. Was Hij ontvangen en geboren zoals wij, dan was ook Hij zondig en verdorven. Alle mensen zijn zondig en verdorven, maar Hij is het niet. onze Middelaar heeft een volkomen heiligheid. Niet de minste smet kleeft aan Hem, ook niet aan zijn ontvangenis en geboorte. Als een kind pas geboren is, ziet het er gewoonlijk blank en gaaf uit. Later wordt het anders. Naarmate wij ouder worden vertoont ons vlees meer rimpels en gebreken. En toch: ook in dat kleine rimpelloze, blank en gaaf lichaampje van een pasgeborene zit een zondig en verdorven hart. Van binnen is het niet rimpelloos en blank, maar bevlekt, door de zonde; en dat komt later openbaar. Bij de Heere JC was het anders. Ook toen Hij geslagen werd, gekruisigd werd; zijn lichaam geschonden was en geen gedaante en heerlijkheid meer aan Hem was, was Hij toch innerlijk geheel gaaf, blank, zonder vlek of rimpel! En daarom kan Hij onze Middelaar zijn. daarom kunt u met een gerust hart tot Hem gaan en Hem aanroepen. Daarom heeft Hij onze zonden op zich kunnen nemen. Daarom heeft Hij al het schandelijke en zondige van mijn ontvangenis en geboorte kunnen wegnemen. Wij kunnen, gemeente, alleen met dankbaarheid opzien tegen deze Middelaar. Laat deze Middelaar ook úw Middelaar zijn!

 

In de vierde plaats: Hij bedekt, zegt de Catechismus met zijn onschuld en volkomen heiligheid mijn zonde, waarin ik ontvangen en geboren ben, en Hij doet dat voor Gods aangezicht. Wanneer er op de weg een ongeluk is gebeurd en er is een dode gevallen, dan wordt zo snel mogelijk dat dode lichaam bedekt. Het wordt onttrokken aan de ogen van de omstanders. Men werp er gewoonlijk een deken overheen. En zo zijn er weleens meer dingen die bedekt worden. Die té erg zijn, of te gruwelijk zijn, of te onooglijk zijn dat zij kunnen worden aanschouwd. Zij worden bedekt. Dan ziet men ze niet meer. Zij zijn aan onze ogen onttrokken. En zie, gemeente, zo is het nu ook met de zonde. Onze zonden zijn zo gruwelijk, zo afzichtelijk, dat zij aan Gods ogen moeten worden onttrokken, zij moeten worden bedekt. En dat geldt ook van het kwaad waarin ik ontvangen en geboren ben. Ik kan met dat kwaad voor Gods aangezicht niet bestaan. Kom ik voor God te staan zoals ik van nature ben: zoals ik ontvangen en geboren ben, dan kan God mij niet in genade aanzien. Daarvoor ben ik te zondig en te verdorven, te bevlekt, al door mijn geboorte en zelfs al door mijn ontvangenis. Maar wat wil nu de Heere JC doen? Hij wil dit kwaad bedekken. Mijn zonden bedekken. Hij wil zijn onschuld leggen over mijn schuld en zijn heiligheid over mijn onheiligheid. Hij wil zijn heilige ontvangenis leggen over mijn onheilige ontvangenis. Hij wil zijn heilige geboorte leggen over mijn onheilige geboorte. Ja, Hij doet dat ook bij al de Zijnen, bij allen die in Hem geloven. Zie hier het grote nut dat wij hebben van zijn ontvangenis en geboorte.

Wat is nu onze opdracht? Dat wij als christenmensen tot de Heere JC gaan en zeggen: O Heere, laat ook mijn zondige en schuldige ontvangenis en geboorte door U bedekt mogen zijn, voor het aangezicht Gods. Geef dat ook ik rein mag zijn door U, voor het heilig aangezicht des Heeren. Zulk een gebed wil de Heere verhoren. Hij wil het u geven. En daarmee hebt u heel veel gewonnen. Dan zal God niet meer op u toornen vanwege uw zondige ontvangenis en geboorte. U zult voor Hem bestaan kunnen. U zult rein zijn in zijn ogen door Hem, Jezus Christus, de Middelaar Gods en der mensen. Lokt u dat niet aan? Is het niet begeerlijk? Ons aller hart is vervuld met een heimelijke vrees voor God. Wij durven God niet onder ogen te komen en dat is best te begrijpen. Wij voelen ons schuldig. Sterven zou voor ons niet zo zwaar vallen als wij maar rein waren. Maar wij zijn niet rein. En dat gevoelen wij. Er is niet een mens die niet diep in zijn hart zich schuldig voelt voor God. Alleen, niet ieder gaat met die schuld tot de Heere Christus. Er zijn zovelen die verre van Hem blijven. Zij trekken geen profijt van Hem. Van zijn lijden en sterven niet maar ook niet van zijn ontvangenis en geboorte. Laat het met u anders zijn. het wordt u aangeboden. Het wordt aan u voorgesteld. Tot uw zaligheid.

Gemeente, de ganse Christus is ons tot heil en zaligheid. De opgestane Christus, de stervende Christus, de geboren Christus en reeds de ontvangen Christus, dat wil zeggen: De Christus die ontvangen is in de schoot van Maria. Wij hebben Hem geheel en al nodig. Niets aan Hem kan worden gemist. Hij is geheel en al voor ons. Reeds in zijn ontvangenis en geboorte. Wij mogen van de hele Christus gebruik maken. Als u profijt van Hem wilt hebben denk dan niet alleen aan zijn dood en opstanding, maar ook aan zijn ontvangenis en geboorte.  Zie uw eigen zondigheid en verdorvenheid. Besef dat God niet anders dan in heilige toorn zijn aangezicht van u kan afwenden, dat Hij u niet aanschouwen kan en wil in uw verdorvenheid. Maar neem als bedenksel de heilige ontvangenis en geboorte van Christus. Ga tot uw Middelaar, roep zijn hulp in, zijn genade. Hij zal u niet afwijzen. Hij wil geheel en al voor u zijn. tot uw behoud. Daarvoor kwam Hij. Daarvoor kwam Hij op deze bijzondere wijze: ontvangen van de Heilige Geest, geboren uit de maagd Maria. Nu wee tu wat dat inhoudt. Geloof en belijdt met de kerk: ik geloof in Jezus Christus, Gods eniggeboren Zoon, onze Heere, Die ontvangen is van de Heilige Geest en geboren uit de maagd Maria.

Amen.