Preek over H.C. Zondag 17

Tekst: HC Zondag 17

 

Gemeente,

In de rij der christelijke feestdagen komt Pasen, wat de tijd betreft, bij ons altijd pas op de tweede plaats. Immers, wij vieren eerst het kerstfeest en pas daarna het paasfeest; en het pinksterfeest komt helemaal achteraan. Ook in de waardering is er gewoonlijk dezelfde volgorde. Het kerstfeest staat het hoogst aangeschreven, dan komt het paasfeest, en het pinksterfeest komt helemaal achteraan. Daartussenin zit dan nog de Hemelvaartsdag, een dag die ook maar al te weinig in ere wordt gehouden. In de oude christelijke kerk is het evenwel geheel anders geweest. Het paasfeest is het eerste feest geweest, dat de oude christenen zijn gaan vieren; daarna zijn zij ertoe overgegaan om ook het pinksterfeest te vieren; en pas veel later is het gewoonte geworden om ook het kerstfeest te vieren. Dat de Heere JC is opgestaan uit de doden is van minstens net zo grote betekenis, als dat Hij geboren is. Als Hij alleen maar geboren was, en niet had geleden aan het kruis, en niet was opgestaan uit het graf, dan zouden wij maar weinig aan Hem hebben. Wilden wij nut, profijt, kunnen hebben van de Heere JC, dan moest Hij sterven, dan moest Hij opstaan, dan moest Hij ten hemel varen, dan moest Hij gaan zitten aan de rechterhand Zijns hemelse Vaders. In deze dienst hopen wij het te hebben over dat ene: Christus opstanding uit de doden, en vooral over het nut daarvan, de betekenis voor u!

De Catechismus valt dadelijk met de deur in huis: ‘Wat nut ons de opstanding van Christus?’ wij hebben er al meermalen op gewezen, gemeente, dat de Catechismus een zeer praktisch ingesteld leerboek is. Hij is volkomen gericht op de praktijk van het leven des geloofs. Herhaaldelijk stelt de Catechismus de vraag: welk nut hebt ge daarvan, wat báát het u? Ons christelijk geloof is geen ijdele bespiegeling, het is gericht op de praktijk. En daar zal het ons dan ook om te doen zijn, gemeente. Ge moogt naar Gods huis komen om er wat aan te hebben, om er geestelijk nut van te hebben. Sommige mensen zijn er almee tevreden als zij het een en ander weten. Zij schijnen te menen, dat men aan weten alleen genoeg heeft. Als zij het maar weten lijkt alles wel goed te zijn. zij kunnen met aandacht naar een preek luisteren, daarvan ook wel genieten, zij leren er immers zoveel van…! En nu mag dat ook wel! Wij verwerpen dat niet. het is ook wel goed en zelfs nodig. Alleen, wij moeten er ook wat aan hebben! De toepassing is ook van belang. Wij hebben een hoofd, maar ook een hart. En die hebben beide wat nodig. Het mag ons gaan om het nut van de christelijke religie. Dus: wat nut geeft ons de opstanding van Christus? Wanneer wij nu bekijken het antwoord op deze vraag, ontdekken wij dat dat antwoord bestaat uit drie delen. Er is een ten eerste, een ten tweede, en een ten derde. Met andere woorden: drie nuttigheden, anders gezegd: Drie voordelen zijn er voor ons in de opstanding van Christus. In drieërlei opzicht is Christus’ opstanding ons tot nut. Bij elk van deze voordelen zullen wij nu apart stilstaan.

In de eerste plaats heeft Christus door Zijn opstanding de dood overwonnen, opdat Hij ons de gerechtigheid, die Hij door Zijn dood verworven had, kon deelachtig maken. Christus heeft door Zijn opstanding de dood overwonnen. Dat zijn voor ons, gemeente, bekende klanken. Dit is ons niet onbekend. Hier zijn wij bij opgegroeid. Wij hebben al zo vaak het paasfeest gevierd, en dan gehoord dat Christus door Zijn opstanding de dood heeft overwonnen. En toch: het is een wonder, een groot wonder! Het is waarlijk zo gewoon niet. Stel u voor: De dood overwonnen. Die machtige dood. Die dood tegenover wie wij allen zo machteloos staan! Door Christus overwonnen! Door Zijn opstanding! Daar ligt grote troost in voor de christen. Wij allen hebben met die dood te maken! Niemand zal hem ontlopen. Niemand kan hem overwinnen. Eén heeft hem overwonnen. Onze Heere! Door Zijn opstanding. De christen mag weten van een overwonnen dood. In Christus kan hij de dood onder ogen zien. Onbevreesd. Paulus riep uit: Dood, waar is uw prikkel?

Zie, gemeente, dat is nu het eerste nut, het eerste voordeel, dat wij hebben van Christus’ opstanding. Het waar gelovig hart troost zich met de opstanding van Christus en zegt: O dood, gij zijt overwonnen, door mijn Heere, mijn Zaligmaker Jezus Christus! Men heeft al vaak een vergelijking gemaakt tussen Christus en Simson, en wij willen die vergelijking ook maken. Simson is sterk geweest, dat weet u wel. Wilt u een voorbeeld van zijn kracht? In Gaza werd hij in de nacht opgesloten. Toen hij tegen de morgen opstond, en de stad wilde verlaten, vond hij de poorten van de stad gesloten. Wat deed hij toen? Hij rukte de sterke, zware deuren, de stadspoorten uit hun hengsels, legde ze op zijn schouders en droeg ze tegen een heuvel op in de nabijheid, en daar legde hij ze neer! En zie, zo heeft nu ook de Heere JC gedaan, te weten met de deuren van het graf. Het graf heeft Hem niet gevangen kunnen houden. Hij brak het graf open. De poorten van graf en hel werden door Hem weggedragen. Zo heeft de dood zijn macht verloren. Over Hem, JC, maar ook over allen, die Hem toebehoren in leven en sterven. Dat is een der voordelen van zijn opstanding uit de doden.

Gemeente, nog iets over de dood! U weet, hij spaart niemand. Met zijn zeis maait hij welk leven af. Wij zijn korenhalmen voor de dood. Hij slaat zijn zeis in het rijpe graan, maar ook wel in het pas opgekomen groene kruid. In de dikke boeken die Jacob Cats geschreven heeft, komt ergens een grote plaat voor. Op die plaat ziet men allemaal graven! Hier het graf van een vorst, Alexander de Grote; daar het graf van een sterke held, van Simson; elder het graf van een schone jonge vrouw, Helena, van wie men beweert dat zij de mooiste vrouw geweest is die ooit geleefd heeft; ginds het graf van een rijkaard, Croesus, de miljonair uit de oudheid; en op weer een andere plaats het graf van de meest wijze man die ooit leefde, koning Salomo. Op elk van die graven staat een opschrift. Op het ene lees ik: hier ligt ’s werelds macht, op de andere: hier ligt ’s werelds kracht, hier ligt ’s werelds schoonheid; hier ligt ’s werelds rijkdom en hier ligt ’s werelds wijsheid! Cats heeft willen zeggen: Alles ijdelheid. Macht, kracht, schoonheid, rijkdom, wijsheid, alles vergankelijk. Niets is opgewassen tegen de dood. Alleen die Ene, onze Heere JC. Hem heeft het graf niet kunnen houden. Wat nut u de opstanding van Christus? Geef zelf nu het antwoord!

Nog iets. U hebt allen weleens gehoord van Jan Steen. Een van onze grootste schilders uit de gouden eeuw. Een rauwe klant, die Jan Steen. Een huishouden als van Jan Steen. Op zijn schilderijen ziet men drinkpartijen: kannen vol met bier, dikke mensen met glazige ogen; schetsend en lachend. Men kon pretmaken in die tijd; feestvieren. Welnu dat kunnen ze heden ook nog! Tot in het onbeschaamde toe. Het gaat alle perken te buiten! Ook al heten zij christenmensen. Maar wat zie je nu op een van die schilderijen van Jan Steen? Midden in de feestzaal boven de hoofden van de pretmakers een luikje. En wat zie je door dat luikje? Een doodskop! Ja zeker, een doodskop! Dat wist Jan Steen. De dood is nooit ver af. Ook niet in de feestzaal. Dansend naar het graf, zo leven velen. Hebben zij ook het nut van Christus’ opstanding? Ach nee! Tenzij zij zich bekeren. Niet voor ieder heeft Christus de dood overwonnen. Wij zullen er nog meer over horen.

De Catechismus zegt: Ten eerste heeft Hij door Zijn opstanding de dood overwonnen… maar nu moet u verder lezen, er staat: ‘Opdat Hij ons de gerechtigheid, die Hij door Zijn dood ons verworven had, kon deelachtig maken’. De Catechismus wil zeggen: bedenk wel, waartoe Christus is opgestaan. Waartoe Hij de dood heeft overwonnen, wat het doel daarvan geweest is! Er lag ook ná Christus dood nog een hele taak voor Hem! Hij was nog niet uitgediend. Er lag nog werk op Hem te wachten. Het graf kon en mocht voor Hem niet het laatste zijn! Christus’ dood was tot genoegdoening voor onze zonden, immers Hij riep uit: het is volbracht! Maar dat wil niet zeggen, dat nu al Zijn werken áf waren! Christus had nu wel het heil verworven, maar Hij wilde en moest het ook uitdelen, toepassen, schenken! En zie, daarom heeft het graf Hem niet kunnen houden. Daarom is Hij opgestaan! Hij is ontwaakt in Zijn graf met de gedachte: een nieuw dag is aangebroken, Ik moet aan het werk. Gemeente, stel u eens een ogenblik voor, dat Christus niet zo zijn opgestaan, dat Hij in Zijn graf zou zijn gebleven. Zeker, dan nog bleef van kracht, dat Hij gerechtigheid verworven heeft, dat Hij God verzoend heeft, maar ach, hoe zouden wij daar dan ooit deel aan kunnen krijgen? Wie zou het ons moeten geven, moeten schenken? Wij zouden geen nut, geen profijt, geen voordeel hebben van Christus’ dood, want niemand zou het ons kunnen schenken. Wat is het een wonder, een genadevol wonder, dat Christus is opgestaan! Nu kan Hij, die de gerechtigheid voor ons verworven heeft, ze ook aan ons schenken. Nu kan dezelfde Heere, die genade voor ons verwierf, ze ook aan onze arme zielen toepassen! Nu hebben wij een levende, verheerlijkte Heere, die machtig is door Zijn Geest in onze harten te werken en ons deelachtig te maken wat Hij door Zijn dierbaar bloed voor ons verwierf! Als ge aan de opstanding denkt, dan moet ge ook denken aan uw verheerlijkte Heere in de hemel! Dan moet ge begerig, heilbegerig het oog op Hem slaan en van Hem verwachten, wat u nodig hebt als de enige troost in leven en sterven. Zo hebt ge nut van de opstanding van Christus. De Catechismus spreekt over de gerechtigheid die Christus voor ons verworven heeft. Christus heeft gerechtigheid voor ons verworven. Dit: dat ik, zondaar, in Hem, door Hem, in het geloof rechtvaardig ben voor God! Gerechtigheid voor ons, dat wil zeggen: God ziet geen zonden meer in ons! Onze zonden zijn bedekt, verzoend. God is ons genadig. Zie, dat heeft Christus verworven; door Zijn dood! En Hij is opgestaan, om dat uit te delen. De Catechismus zegt: deelachtig maken. Christus maakt ons deelachtig! Zijn gerechtigheid  maakt Hij ons deelachtig! Ik heb dan Zijn gerechtigheid. Ik ben dan rechtvaardig voor God! Christus doet dat door Zijn Woord en Geest; waar Hij geloof werkt in het hart. Hebt ge geloof in uw hart? Dat komt bij de opgestane Christus vandaan! Dat is een nut van Zijn opstanding. Wend u dan tot Hem, deze opgestane Heere, met al uw zonden en ongerechtigheden. Laat Hem aan u Zijn gerechtigheid schenken. Zo wordt ge een behouden zondaar, een behouden zondares!

En nu, gemeente, het tweede nut, het tweede voordeel dat in de Catechismus genoemd wordt van de opstanding van de Heere JC. Ik lees in ons antwoord: ten andere worden ook wij door Zijn kracht opgewekt tot een nieuw leven. Het is toch wel een zeer wonderlijke zaak, gemeente, die opstanding van Christus. Zij lijkt zo ver weg. Immers, eeuwen is het al geleden dat zij plaatvond. Wat tijd en plaats aangaat, staan wij er zo ver van af. Wij lezen er over in de Bijbel en dan denken wij soms: Wat is dat lang geleden! Dat graf, in Jozefs hof en die vrouwen en die soldaten, en Pilatus, en noem maar op. En toch: ge vergist u! er gaat nog altijd kracht uit van Christus opstanding! Tot op de dag van vandaag. Laat ik een voorbeeld nemen. Als u straks thuiskomt brandt het licht in uw huiskamer of u draait de knop om en dan hebt u licht. En toch komt dat licht niet uit uw eigen huis voort. Het komt via een leiding, via draden, van elders naar uw huiskamer! De centrale waar het licht vandaan komt, kan heel ver weg staan. En toch bereikt het u. licht, stroom en kracht bereiken ons op deze wijze van buitenaf. En zie, zo is het nu ook, bij wijze van spreken, met de opstanding van de Heere JC! De kracht die daarin getoond is, stroomt ook ons nog toe, bereikt ons. Alleen, dat gaat niet automatisch, maar door de Heere Zelf wordt het gedaan, door Zijn Woord en Geest. Mogelijk hebt u al meermalen onder het Woord gezeten, en dat daar iets van uitging; mogelijk is dat ook hedenavond zo! Waar komt dat vandaan? Dat komt van Christus, de opgestane Heere, dat is een vrucht van Zijn opstanding uit de doden! In die opstanding ligt een bron van leven, een bron die nooit opdroogt; een altijd opwellende bron van leven. Alle leven dat er is, waarachtig geestelijk leven, dat komt uit deze bron! Zie hier een nut, een voordeel van de opstanding van Christus! De Catechismus zegt: ook wij worden door Zijn kracht opgewekt tot een nieuw leven. Let eens op de woorden ‘nieuw leven’. Blijkbaar hebben wij dat nodig! Blijkbaar missen wij dat van nature. Welnu, zo is het ook inderdaad. Van nature zijn wij dood in zonden en misdaden. Er is geen ademtocht leven in ons. Wij leven wel, maar: in de zonden, niet: voor God; niet in Zijn dienst! En zulk leven, namelijk leven in de zonden, noemt God ‘dood’. Dat is de geestelijke dood, dat een mens leeft in zonden, in de zonden zijn behagen heeft, en God niet vreest noch dient. Maar wat gebeurt er nu? Waar het Woord en de Geest komen, daar werkt Christus, de opgestane Heere, leven, een nieuw leven in ons. Daar vindt een opstanding uit de doden ofwel een wedergeboorte plaats. Daarom staat er ook in de HC: Een NIEUW leven. Dat leven is geheel nieuw. Wij moeten er, zoals de Catechismus zegt, toe worden opgewekt. Gelijk een dode moet worden opgewekt. Wij lezen in de Bijbel van enkele doden- opwekkingen: het dochtertje van Jáirus, de jongeling te Naïn en Lazarus, de broer van Martha en Maria. Christus kwam tot hen en wekte hen op. En zie, zo gaat het geestelijk nu ook met zondaren, wanneer het Woord Gods en de Geest des Heeren in hun hart werkt. En dat alles komt bij de opstanding van de Heere JC vandaan! Daar ligt de bron! Sinds die opstanding hebben wij een levende Heere, die doden opwekt tot een nieuw leven. Welk een zegen, welk een nut van de opstanding!
Gemeente, kennen wij ook deze kracht van Christus? Heeft het Woord Gods ook in uw hart vernieuwend gewerkt? Is er leven in u gekomen? En komt er nog steeds dat nieuwe leven in u? kent ge de kracht die de Heere schenkt tegen de zonde, in de strijd met de boze, in de strijd ook met uw eigen vlees? U dankt dat dan aan Christus’ opstanding. Waar ook maar ooit iets van een nieuw leven wordt gevonden, dus van het ware, geestelijke leven, hoe klein het ook is, het komt van de Heere JC, het is te danken aan de kracht van de opgestane Heere. Zelfs het kleine moeten wij niet verachten! Als wij er iets van bespeuren, laten wij zeggen: bij onze kinderen, laten wij de Heere er dankbaar voor zijn. Hem ook vragen of Hij het sterken wil, en tot wasdom wil brengen.

Wie pas gezaaid heeft, verheugt zich er over als hij iets van het gezaaide ziet opkomen! Hoe dankbaar is hij als hij de eerste sprietjes boven de grond ziet komen. Hij zal er aandacht aan schenken, er ook zorg voor dragen. En zo moeten wij nu ook doen met het geestelijke leven bij onze kinderen en bij anderen! Het aanmoedigen, het trachten te versterken, het verzorgen! Dat nieuwe leven komt niet voort uit hun oude natuur, want van nature zijn ook zij dood in zonden en misdaden, maar het komt van Hem, de Heere, de opgestane Heere.
Er zij mensen die ruw, al te ruw omgaan met wat zich aandient als nieuwe leven des Geestes! Zij trappen erop, zij slaan het neer. Of zij geven er geen acht op! Maar zo doen zij immers ook niet met wat zij gezaaid hebben in hun tuintje? En daarom dan wel in de wijngaard des Heeren? Laten wij liever ons verblijden in de daden des Heeren. Laten wij geloven in de kracht van Christus’ opstanding. En dan nog iets, gemeente. Er wordt nog al eens gesproken in onze dagen over de noodzaak van een geestelijke opwekking. Men noemt dat dan een ‘Reveil’. Een Reveil zou nodig zijn, zegt men dan. Een opwekking in het geestelijke leven van de gemeenten. En zeker zou dat ook in tal van gemeenten wel nodig zijn. alleen, dan moet het wel écht komen van de Heere JC, de opgestane Heere! Het moet niet mensenwerk zijn. er zijn al zovele opwekkingsbewegingen in onze tijd. En zonder alles over één kam te scheren moeten wij toch zeggen, dat wij er wat in missen! De belijdenis van ’s mensen val en verlorenheid. Men lijkt het zelf te kunnen doen! De genade is zo vanzelfsprekend. Het wonder is er uit. Men blijft vaak hangen aan uiterlijke dingen, bijvoorbeeld aan veel zingen. Het gaat er vaak nogal luidruchtig aan toe. Terwijl de Heilige Geest toch vooral in de harten werkt. Dat is het wat wij tegen hebben op deze opwekkingsbewegingen. Een Reveil, een geestelijke opwekking is nodig, maar dan als werk van de Geest van Christus, als een vrucht van Zijn heerlijke opstanding uit de doden.

 

En nu, gemeente, nog het laatste punt wat in ons antwoord genoemd wordt. er staat: ten derde is ons de opstanding van Christus een zeker pand van onze zalige opstanding. Zie hier, het derde nut, het derde voordeel dat wij hebben van de opstanding van Christus. Die opstanding is ons een ‘pand’ van onze opstanding, de Catechismus zegt: onze zalige opstanding. Laten wij u eerst vertellen wat een ‘pand’ is. Wanneer u iets verkoopt, kan het gebeuren dat u al dadelijk bij de verkoop een zeker bedrag in handen krijgt, de rest wordt dan later betaald. U hebt dan vast wat men noem enig ‘handgeld’. Een bewijs voor u, dat de rest ook betaald zal worden. De aanvankelijke bedrag waarborgt de betaling van de hele som. Zo wordt hier nu ook gesproken over de opstanding van de Heere JC. Daarin is ons een pand gegeven, zegt de Catechismus. Een waarborg! Die opstanding hebben wij als het ware al in onze hand, met de zekerheid dat de rest zal volgen! En wat is dan die rest? Die rest is, dat ook wij zullen opstaan. Dat ook ons zal overkomen wat Hem, de Heere JC, overkomen is! Gelijk Hij is opgestaan, zo zullen ook wij opstaan. Dat is ons beloofd en daarvan hebben wij een pand ontvangen in de opstanding van Christus.

Maar nu moet u er op letten in de Catechismus staat: een ZEKER pand. Een pand dat zeker en gewis is. Waaraan niet behoeft getwijfeld te worden, waaraan zelfs niet mág worden getwijfeld. Het is een zéker pand. Alle twijfel wil de Catechismus bij ons wegnemen! Onze opstanding is gewis! Zo zeker als Christus uit de doden is opgestaan, even zeker zullen ook wij uit de doden opstaan. Christus’ opstanding is een zeker pand van onze opstanding. De vraag komt als vanzelf op, gemeente, waarom toch de Catechismus zo’n nadruk legt op die zekerheid. Wij menen op die vraag een antwoord te kunnen geven. Moet u horen: Ook u hebt in uw leven al menigmaal gestaan aan een open graf. En bent ook u toen niet weleens onder de indruk gekomen van de macht, de geweldige macht van de dood? Wat ziet men op een begraafplaats? Allemaal stenen, en onder die stenen, dat zien wij niet, maar wij weten het des te beter, de velen die daar begraven liggen! Waar is het doodser dan op een begraafplaats? Degenen die er een dode brengen zijn de enigen die er leven brengen, voor de rest is er niets dan de dood. Geen geritsel ooit in een graf. Van de bomen die er om heen staan, hoort men geritsel maar liet in de graven zelf. Ook een christenmens kan het er weleens moeilijk mee hebben te geloven dat die doden, allen tezamen, eens weer zullen leven, namelijk na de uit de doden te zin opgewekt! Zulk een groot wonder is de opstanding der doden, dat zij bij ons allen een natuurlijke twijfel oproept. Wij kunnen het eigenlijk niet geloven. De Bijbel zegt het en toch kunne wij het er toch nog moeilijk genoeg mee hebben. Ook wat onszelf betreft, dat ik eens weer zal leven, na opgestaan te zijn. als wij een waar gelovige, een kind van God mogen zijn, dan mogen wij geloven, dat wij zullen verrijzen in een heerlijk lichaam! Dan is onze opstanding uit de doden, gelijk de Catechismus nadrukkelijk zegt, een zálige opstanding; en desniettemin valt het ons moeilijk om er in te geloven! En zie, om die reden nu, zegt de Catechismus heel nadrukkelijk: Christus’ opstanding is een ZEKER pand van onze zalige opstanding! De Catechismus komt met een heel sterke redenering, met een zeer krachtige argumentatie. Om toch maar het ongeloof uit onze harten weg te bannen. Opdat wij, al zien wij niets dan dood en graf, toch vast zouden geloven dat er een opstanding uit de doden zal volgen. Opdat wij daarvan verzekerd zouden zijn. En nu, gemeente, dat woord ‘opstanding’ zelf. Welk een machtig woord. Opstanding! Geen grafzerk zal te zwaar zijn, hij zal moeten wijken voor de macht en kracht van het Woord van Christus. Vanwaar ook ons stof zal moeten komen, komen zal het. Al heeft de wind het weggevoerd naar alle streken, God zal het verzamelen. En de zee zal haar doden weergeven. Zij zullen van alle kanten komen, uit de aarde, uit de zee, uit de meest verborgen en verscholen hoeken die men zich maar voorstellen kan. Om allen te staan voor God hun hemelse Rechter; voor Jezus Christus, die komt om te oordelen de levenden en de doden. En nu hebben wij het vandaag niet over de ongelovigen en de goddelozen, alleen over de gelovigen, de kinderen Gods, die behouden zijn! hun opstanding zal een zalige opstanding zijn. zalig om weer het licht te mogen aanschouwen. Want al is onze ziel zalig in de hemel, ons lichaam ligt nog in de aarde; en zal pas verheerlijkt worden op de dag der opstanding. Ziel en lichaam zullen herenigd worden. De mens zal weer volledig en compleet zijn, zoals God hem eenmaal schiep in het paradijs. Gans verheerlijkt. Ons lichaam is zolang het hier op deze aarde is, vóór het sterven, een zwak en broos lichaam. Wij mankeren nog al eens wat. En naarmate wij ouder worden nemen de zwakheden en gebreken toe. Op de dag der opstanding zal dat alles voorbij zijn. dan geheel verheerlijkt. Christus is de eersteling geweest van degenen die ontslapen zijn en weer opgewekt zijn. een hele schare zal Hem volgen. Ook Gods kinderen gaan naar het graf, gelijk Hij; maar gelijk Hij is opgewekt, zo worden ook zij opgewekt. Christus’ opstanding staat hen daar borg voor. Is  een pand, een zeker pand van hun zalige opstanding.

Merkt ge nu hoeveel voordeel, hoeveel nut wij hebben van Christus’ opstanding? Heeft de Catechismus ten onrechte gevraagd: wat nut u de opstanding van Christus? Het zal er voor ons op aankomen, heir nu ook gebruik van te maken. Met een gelovig hart. Dat wil zeggen te zien, hoe Hij de dood heeft overwonnen, en ook de kracht van Hem in eigen vlees te ervaren; en tenslotte over dood en graf heen te zien op onze zalige opstanding, aan het einde der dagen. Hoe diep ongelukkig zijn wij als wij aan dit alles nog geen deel hebben. In onverschilligheid onze weg gaan. Als wij er geen heilig gebruik van maken. Immers, dan geldt ons dit alles niet. dan baat de dood ons niets dan verschrikking, en dan zal de opstanding der doden ons geen baat brengen. Want dan zal die opstanding alleen maar ons oordeel verzwaren.

Sta dan bij deze dingen stil. Wees er mee bezig. Vraag de Heere om licht en inzicht. En of Hij uw hart wil neigen tot de vreze van Zijn Naam. Zo zult ge er voordeel van hebben. Een eeuwig voordeel. In de eeuwigheid zal gezongen worden ook van Christus’ opstanding. Men zal die opstanding loven en prijzen. Men zal er tot in eeuwigheid voordeel, nut van hebben. Wij gunnen het u allen van harte.

Gij allen die de Heere vreest, verblijdt u in uw toekomst! Ge gaat een zalige opstanding tegemoet! Ge hebt die te danken aan uw Heere. Hij is de eersteling geweest. Omdat Hij is opgestaan, zult ook u opstaan. Looft en prijst dan Zijn Naam; dankt God voor de opstanding van Jezus Christus!

Amen.