Lezing gehouden: 1975
In 1970, dus 5 jaar geleden, konden televisie- bezitters, dankzij het IKOR, een serie uitzendingen bekijken welke tot titel had Tot onze diepe droefheid. De naam van deze serie doet al vermoeden waar de beelden over gingen, namelijk over sterven, over de dood, over het begraven worden en, in verband daarmee, over het bestaan van een hel en een hemel. Stervende mensen werden voor de beeldbuis gebracht, ook ondervraagd, geïnterviewd, en verschillende specialisten gaven hun oordeel over hetgeen gezien en gezegd werd. Het probleem van het levenseinde was in 1970 al niet meer nieuw. Het NIPO- Onderzoek had al uitgewezen dat van het Nederlandse volk nog maar een klein gedeelte gelooft in het bestaan van een hemel en nog kleiner gedeelte in het bestaan van een hel. Theologen van naam hadden toen al het bestaan van een hel en van een hemel naar het rijk der fabeltjes verwezen. Schokkend was indertijd de bewering van ds. M.A. Krop, studenten- predikant te Groningen, die rondweg zei: Dood is dood! Sinds 1970 is hier een ander probleem bijgekomen, namelijk dat van het al of niet wettig van wat men noemt de euthanasie. De discussies erover zijn nog gaande, tot op de dag van vandaag. Een paar jaar geleden is een artsenechtpaar ertoe over gegaan deze euthanasie toe te passen; sindsdien is zij ook een juridische kwestie. Bovendien is zij ook, zoals algemeen bekend is een politieke kwestie. Zie hier een eerste aanduiding van de problemen waar wij heden mee te maken hebben. Problemen die een diepe achtergrond hebben. Die direct te maken hebben met allerlei veranderingen die zich hebben voorgedaan in het levensbesef van duizenden. Problemen waar wij niet om gevraagd hebben maar die ons eenvoudig worden opgedrongen. Van welke ernstige aard zij zijn wil ik illustreren door uit de mij ter beschikking staande gegevens het een en ander te citeren. In het boek van de socioloog Peter Hofstede (Werkzaam aan de Groningse Universiteit), getiteld: Ton onze diepe droefheid ( U merkt dezelfde titel als de televisieserie van 1970), lees ik dat iemand zegt: Ik vind dat je gewoon moet doen over de dood. Een ander in datzelfde boek zegt: Ik zou niet graag willen dat er geen eind aan het leven kwam, het zou stomvervelend worden. Aan iemand werd gevraagd: Geloof je in het hiernamaals? Het antwoord luidde: Nee, en ik hoop er ook niet op, een hemel kan mij niet boeien. Aan Kuitert werd gevraag of hij in een hel geloofde, zijn antwoord was: Als er een hel is dan is zij in Vietnam. De aarde, zeggen velen, is belangrijker dan de hemel. Weinigen zijn er onder de moderne mensen die zich nog bezighouden met een hiernamaals. Het religieus besef is bij velen verzwakt. Het hier en het nu is voor het één en het al. Ieder van ons kan zelf dat dagelijks constateren. Wij leven te midden van een wereld waaruit dood en eeuwigheid weggebannen zijn; terwijl zij toch ook weer niet weg te bannen zijn; alleen, men rekent er niet mee. Wat wij in deze lezing willen, is trachten in de eerste plaats wat dieper in te gaan op de levenshouding die achter dit alles schuilgaat. Wij willen dus in de eerste plaats bieden een schets van het klimaat van onze tijd, de tijd waarin wij heden leven. Opdat wij gaan begrijpen waar al die gedachten, die meningen waarover wij het hadden, en waar dat levensbesef waar wij op doelden vandaan komt. In de tweede plaats willen wij gaan luisteren naar de Schrift. Wij willen horen wat die te zeggen heeft over het sterven, over de dood en over hoe wij er tegenover hebben te staan. In de derde plaats willen wij trachten te komen tot de praktijk.
1.Schets van het klimaat van eigen tijd. De ouderen onder ons weten dat in de vooroorlogse jaren en ook nog wel kort daarna over het algemeen niet dan met eerbied over de dood gesproken werd. Zeker onder mensen die de naam van christenen droegen. Een symptoom van de eerbied die iwj hadden voor de dood was het stemmig zwart waarmee onze doden begraven werden, en was de rouw die er op het sterven volgde. Er was ook het algemeen, dus uitzonderingen daargelaten, ontzag voor de dood, huiver voor de dood. Men vond de dood waarlijk zo gewoon niet. er was een algemeen besef dat de dood iets geweldigs, een beslissend gebeuren is. En nu zeggen wij niet dat er niet nog velen zijn bij wie dat ook heden zo is, zeker, maar het lijkt ons voor geen tegenspraak vatbaar dat dit besef toch sterk aan het afnemen is. Voor christenmensen heeft het ook immer vast gestaan, dat het met de dood voor de mens niet is afgelopen, dat er op de dood nog wat volgt. Een kreet als die van Ds. Krop: Dood is dood! Zou vroeger nog heel wat meer verontwaardiging en verzet hebben opgeroepen dan in onze tijd het geval is geweest. Zoiets als crematie werd door christenen algemeen afgewezen. Gereformeerde theologen als Kuyper en Geesink hebben er niets van willen weten. Hun nazaten hebben, ook politiek, hun verweer ertegen al sinds enkele jaren prijsgeven.
Wat de euthanasie betreft die was niet geheel onbekend maar had een heel andere betekenis. Men verstond er onder de kunst van het welsterven. Welsterven in de zin van goed heengaan, een sterven op waarlijk christelijke wijze. Maar euthanasie in de moderne zin van het woord, dus als een medisch ingrijpen waardoor het leven van een oud mens of van een zieke wordt verkort, kende men in die tijd niet, zeker niet onder de massa. In minder dan 25 jaar hebben wij, over het algemeen gesproken, ook als Nederlandse christenheid, een geweldige verandering ondergaan en, naar ons besef, waarlijk niet ten goede. Niet alleen de wereld is veranderd, ook de christenheid is veranderd; in ieder geval hele delen van de christenheid. Het gaat ons nu, zoals wij al zeiden, om het moderne levensklimaat waarin al deze veranderingen zich hebben kunnen voordoen. Drie kenmerken ervan willen wij benoemen.
a.De ontkerstening. Men zou nooit over de dood kunnen denken en spreken gelijk men heden doet als niet zich het verschijnsel van de ontkerstening had voorgedaan. Ontkerstening betekent: de massa heeft het christelijk geloof prijsgegeven; zij komt niet meer naar de kerk, leeft ook niet meer uit de beginselen van het christelijk geloof. Ons volk keert terug tot het heidendom. Alleen, dat is niet het oude heidendom van vroeger; het is een nieuwe modern heidendom. Vandaar dat een oud heidens verschijnsel als de crematie in onze tijd weer herleven kan. Vandaar ook dat over dood en leven heel anders geoordeeld wordt dan eeuwenlang het geval is geweest. Dat men, zoals wij al hoorden, de dood heel gewoon vindt, dat is heidens. Er is niet meer het besef dat de dood een gevolg is van de zonde en dat na de dood het oordeel komt, daarom kan men de dood als vrij onschuldig bezien. Er is geen geloof meer in God die een rechtvaardig Rechter is, en daarom huivert men er ook niet voor terug om het leven van de mens te verkorten. Er bestaan in ons land behalve seksboetieks ook doodboetieks, waar men adviezen geeft over het plegen van zelfmoord: men kan er een doosje vergif kopen, zelfs een strop om zich aan op te hangen. Het lijk t in zeker opzicht wel of men de vrees voor de dood heeft overwonnen. In ieder geval doen velen alsof zij die vrees hebben overwonnen. Hier komt bij dat de moderne mens, de mens die God niet kent en God niet vreest, ook blind is voor de zin van het lijden. Lijden beschouwt hij als zinloos. Waarom zou hij lijden? Dan liever dood, zegt hij. Weken en maanden liggen aan een ongeneselijke kwaal wil hij niet. hij eist van de arts die hem behandelt dat er dan maar een einde aan moet worden gemaakt. En tot slot, omdat hij niet gelooft in het bestaan van een hel en van een hemel oordeelt hij anders over de dood dan een christen dat doet. Het is met de dood voor hem uit. Dood is dood! Die slagzin is al heel oud, maar zij is nog nooit zo algemeen geweest als hedentendage. En in het nieuwe is ook dat zij nu niet meer alleen door niet- christenen wordt aangeheven, maar ook door mensen die zich toch christenen of zelfs theologen noemen. Zie, dat alles is het gevolg van de ontkerstening. De ontkerstening heeft het klimaat geschapen waarin over de dood gedacht wordt zoals er heden door velen over gedacht wordt en dat er met de dood wordt omgegaan zoals velen heden met hem omgaan.
b. De autonomie van de moderne mens. De mens van nu meent alle dingen in eigen hand te hebben en ook te mogen nemen. Hij moet er ‘aan gaan staan’, zoals u weet, een echt moderne uitdrukking. Mogelijk is de macht van de techniek hem naar het hoofd gestegen. In ieder geval hij voelt zich mondig en eigen baas. Er is geen God en geen Wet waaraan hij zich wenst te houden. De enige norm die hij er op nahoudt is wat hijzelf als echt en als waar en goed ervaart. Hijzelf wil uitmaken wat mag en wat er niet mag. Abortus -, vrouwen zelf zullen uitmaken of zij het willen of niet. de eigen wil van de mensen wordt gaandeweg meer de basis zelfs van heel onze wetgeving. ’s Mensen eigen wil in plaats van Gods wil. Euthanasie -. De moderne mens wil zelf beslissen over zijn levenseinde. Als ik dood wil gaan, wie zal het mij mogen verhinderen? Geen Wet van God en ook geen wet van mensen. De wetten van de overheid zullen moeten worden aangepast aan wat de mensen zelf willen en zelf beslissen. Deze autonomie, deze eigenmachtigheid van de mens, deze aanspraak op het recht van eigen beslissing is een direct gevolg van de ontkerstening van ons volk. En zij is nog maar een eerste stap, waar gewis meerdere stappen op zullen volgen. Bijvoorbeeld ook het recht om eigen kinderen te doden, als zij ongelukkig te wereld komen. Reeds nu is het een keer voorgekomen dat een man en vrouw, een ouderpaar, een ongelukkig kind, kort na de geboorte hebben gedood, en toen zij daarvoor strafbaar werden gesteld, een beroep deden op hun ouderlijke macht. Zelf zullen wij het mogen uitmaken of wij onze kinderen een levenskans bieden of niet. zo wordt immers ook geredeneerd als het over de abortus gaat.
c. de wereldsgezindheid. Wij komen nu dichter bij huis. Dit raakt niet alleen maar de niet- christenen, ook degenen die wel christenen zijn. de geestelijke waarden hebben in onze tijd voor velen alle betekenis verloren en voor ons allen hebben zij veel van hun betekenis verloren. Het stoffelijke, het materiele is voor velen het een en het al. Zij leven alsof er niets anders is en bestaat. Wij hebben er al op gewezen: in het lijden ziet men geen enkele zin. De ouderdom is veracht. Jong en gezond zijn is alles. Er is de cultus van het mooie lichaam. De sekswoede mag zich ongeremd uitleven. Aan het leven na de dood, aan de eeuwigheid wordt niet gedacht. In zulk een levensklimaat ligt de gedachte van euthanasie als het ware voor de hand. Zo wil men de ellende van het sterven voorkomen. En dan de crematie, dan is alles opgeruimd; dan is er niets meer. Het gaat de massa er alleen maar om het hier op aarde goed te hebben. Geef mij maar Parijs, dan mag een ander het paradijs, dat zei al een kardinaal in de 16e eeuw; het is thans de leuze van tienduizenden. Als wij het hier maar goed hebben…! En veel theologen doen mee. Zij geven uitdrukking aan dit gevoel, door te beweren dat noch de hemel noch de hel een vaststaand feit is. En men droomt van een godsrijk hier op aarde, een soort van paradijs, waarheen de wereld op weg zou zijn. men rekent op de hulp van de medische wetenschap en stelt vertrouwen in socialisme of marxisme. Het spreken over een eeuwig zieleheil acht men bespottelijk en zelfs ergerlijk. Wee de mens die nog aan zijn zaligheid denkt; men zal aan de maatschappij moeten denken. De prediking van de maatschappijkritiek is gekomen in de plaats van die van de verzoening door het kruis van Jezus Christus. Het gaat niet meer om de verzoening met God maar om een verzoening tussen de rassen en dan moet Zuid Afrika het natuurlijk ontgelden. Het gaat niet meer om de redding van verloren zondaren maar om een nieuwe maatschappij en dus over de politiek. Zie hier dan de achtergrond, het klimaat waarin al die dingen waar het in deze lezing over gaat hebben kunnen ontstaan en kunnen floreren. Wij zijn verwereldlijkt; er is veel wereldsgezindheid; helaas ook onder de christenen.
2.De Heilige Schrift over het levenseinde. Is er ook in de Schrift wat over te vinden? Niet weinig! Klaar en duidelijk is het getuigenis van de Schrift. Weer willen wij puntsgewijs enkele dingen noemen:
a.In de Schrift is de dood de bezoldiging der zonde. Letterlijk staat dit in één van de Paulusbrieven, Romeinen 6. Bezoldiging, het woord betekent: soldij; en soldij is het loon dat uitbetaald wordt aan militairen. Wie zijn levenslang de zonde heeft gediend, krijgt als loon, als soldij, de dood uitbetaald. Toen in het paradijs de mens kwam onder de macht en heerschappij van de zonde kreeg hij de dood als loon uitbetaald. De dood is dus Gods straf! Vandaar dat de dood zo vreselijk is. Als straf van God! De dood is waarlijk zo gewoon niet. oorspronkelijk was de dood er niet; er was alleen maar het leven. Paulus zegt in Romeinen 5 dat de dood in de wereld is ‘ingekomen’, met zou even goed kunnen zeggen ‘ingedrongen’. Wijzelf hebben de dood ingehaald. Door de zonde; door ons los te maken van God die de Bron van het Leven is. Zo zijn wij een prooi van de dood geworden. De dood heeft macht over ons gekregen. Wij moeten sterven. Het is de mens gezet eenmaal te sterven en daarna het oordeel. Niemand kan de dood ontgaan. Heel ons leven staat in het teken van dood en graf. Wij zijn al kinderen des doods als wij geboren worden. Het vonnis van de dood is over ons allen uitgesproken. Het is een vonnis dat ook zal worden uitgevoerd, onverbiddelijk. De dood wordt dan ook terecht gevreesd. Zeker, het is een vrees die in het geloof kan worden overwonnen; maar dan ook alleen in het geloof. Ergens hebben ook Gods kinderen al hebben zij de vreze des doods overwonnen toch nog een opzien tegen de dood. Omdat de dood een straf en oordeel Gods is, is hi niet enkel een natuurverschijnsel. Ook daar wordt hij soms voor gehouden. De dood zou dan met de schepping al gegeven zijn. dat weer spreekt het duidelijk getuigenis van de Schrift. Indien de mens niet gevallen was hij ook niet gestorven.
b.Er zal gesproken moeten worden over een drievoudige dood. Ten dage als gij daarvan eet, zei God tegen Adam, zult gij den dood sterven. Is dat vonnis uitgevoerd? Ja en nee! De mens kreeg nog verlening van leven. Adam is niet terstond gestorven na gezondigd te hebben. Is dan Gods bedreiging geen werkelijkheid geworden? Wie zou dat duren beweren? Onmiddellijk na de val was de mens niet meer die hij tevoren was. De Schrift spreek van een dood zijn in zonden en misdaden. Wij zouden deze dood de geestelijke dood kunnen noemen. Er is dus een lichamelijke ofwel tijdelijke dood en er is een geestelijke dood (het dood zijn in zonden en misdaden). De hel kan dan vervolgens genoemd worden de eeuwige dood. In het boek Openbaringen lezen wij dat de gelovigen van de tweede dood niet zullen beschadigd worden; de hel zullen zij ontgaan. Hebben dan die drie soorten van dood niets met elkaar te maken? Wel degelijk! Zij hangen samen. Alleen de genade Gods is bij machte de keten te verbreken; zodat geestelijke en eeuwige dood ophouden en alleen de tijdelijke dood overblijft. En die tijdelijke dood is dan eigenlijk niet meer de dood, hij is van de dood veranderd in een toegang tot het eeuwige leven.
c.Er is na de dood een oordeel Gods. Daarna het oordeel, zegt de Hebreeënbrief. Het is een individueel oordeel, waarvan de bevestiging en de bekrachtiging komt in het universeel oordeel op de Jongste Dag. Het is hel of hemel. Paulus verlangde ontbonden te zijn en met Christus te zijn. in onze Catechismus staat dan ook terecht: van stonde aan met Christus. De bekeerde moordenaar ging met Christus het hemelse paradijs in. De rijke man daarentegen sloeg nadat hij gestorven was zijn ogen open, zijnde in de eeuwige pijn. Jezus zelf heeft gesproken van een onuitblusselijk vuur en van een worm die knaagt en niet sterft. Wie het bestaan van een hel wil loochenen zal heel wat kunstgrepen op het getuigenis van de Schrift moeten toepassen.
d.Ons aardse leven is een geschenk Gods. God is de Schepper van mijn leven. Als zodanig ook mijn Wetgever. Ik ben niet mijn eigen baas. Ik heb niet het recht te beschikken over mijn leven en over mijn dood. Ik zal niet zelf een einde mogen maken aan mijn leven. Wij staan, zoals Calvijn zo nadrukkelijk gezegd heeft, op een wachtpost en wij zullen die post niet ongeroepen mogen verlaten. Ook niet als het leven eenzaam, smartelijk en moeilijk is geworden. Het lijden van de christen is niet zinloos. Iedere zoon dien de Heere liefheeft kastijdt Hij. Door het lijden worden wij onze Heere gelijkvormig. Wij worden er door gelouterd. Het lijden is een van Gods opvoedingsmiddelen, het past in zijn heilige, vaderlijke pedagogie. Hetzelfde geldt van het beleven van de ongemakken van de oude dag. Wie als christen de oude dag beleeft zal wellicht zuchten tot de Heere om de dag der verlossing, maar zal niet eigenmachtig willen ingrijpen in de raad en voorzienigheid Gods. Hij zal niet de dokter durven vragen zijn leven te verkorten.
e.
f.Voor een christen is er geen dood. Dood waar is uw prikkel? Heeft de apostel Paulus uitgeroepen; hel waar is uw overwinning? Omdat uit de dood de prikkel is weggenomen, en de prikkel is hier de zonde, daarom is de dood er niet meer. Er bestaat van hem voor de christen nog maar slechts een schaduw; hij is een overwonnen dood, een dood die teniet gedaan is. Door de dood en de opstanding van de Heere JC. Hij heeft nog wel de schijn van de dood, maar in wezen is hij veranderd! Menig oud gereformeerd theoloog heeft gezegd: hij draagt nog wel het masker van de dood, maar het is maar een masker.de christelijke verkonding heeft de opdracht de dood te ontmaskeren. Het mom moet de dood van het aangezicht worden gehaald, Gods kinderen zullen dan zien dat hij zo kwaad niet is als hij er uitziet. Door christenen mag de dood aangezien worden in Christus en in Zijn dood. Troost tegen de dood is alleen in Hem. In Hem is de dood verslonden. Tijdens het leven heeft Luther gezegd zal men zonde, dood en hel voor ogen moeten hebben, wordt het sterven, dan moet men dood, zonde en hel aanzien in Christus’ en dan zal men getroost sterven. Heel de christelijke verkondiging in de eeuwen die achter ons liggen is gerecht geweest op het bieden van de ware troost beide in leven en in sterven. Voor een christen behoeft er ook geen angst en schrik te zijn voor het graf. Christus heeft het graf geheiligd. Het griezelige, akelige graf is door Christus’ dood en begrafenis verander in een slaapstede. Hier rusten onze beenderen. De Heere zelf waakt er over. Ook in het graf verlaat Hij ons niet. ons lichaam is niet prijsgegeven. Hij stierf zowel voor ons lichaam als voor onze ziel. De hele mens is behouden. Het lichaam zal eens herrijzen. In die zekerheid mogen onze doden begraven worden.
g.Er is de verwachting van een eeuwig leven. Wij hoorden al: onmiddellijk na de dood. Dat eeuwige leven is volkomen vreugde. Is het de vreugde al in de hoogste vorm? Nee, zegt Calvijn, en nee zeggen onze gereformeerde vaderen. Er wacht nog meer. Het is de ziel alleen die gered is, maar het lichaam zal ook moeten worden gered. Daarnaar is het wachten! Hoe blij zullen zij elkaar begroeten op de morgen der opstanding, ziel en lichaam. Zal het hetzelfde lichaam wezen? in wezen wel in hoedanigheden niet. ik zelf zal opstaan in dit mijn lichaam, maar dat lichaam zal anders zijn. hier komt 1 korinthe 15 aan bod. Van sterfelijkheid zal het onsterfelijkheid hebben aangedaan. Het zal niet meer een psychisch, een natuurlijk lichaam zijn maar een geestelijk (pneumatisch) lichaam. Het zal niet meer gebonden zijn aan de wetten van deze wereld. Wij zullen de engelen Gods gelijk zijn. vlug en vaardig zullen onze lichamen zijn. zullen wij elkaar kennen? Mogelijk wel, maar geen smart om degenen die wij missen zal onze vreugde belemmeren. Bovendien niet dat wij elkaar zullen wederzien zal de hoogste vreugd geven, maar het aanschouwen van het aangezicht God. Hijzelf zal de Bron van alle zaligheid zijn. en verder, heel ons zijn in die nieuwe schepping zal zo geheel anders zijn dan wat wij nu zijn en beleven, dat wij ons er geen voorstelling van zullen kunnen maken. Wat geen oog ooit heeft gezien, zegt Paulus, dat zal God geven aan degenen die Hem liefhebben. En wat gaat er met de aarde gebeuren? Hemel en aarde vergaan. De hele kosmos. Gos zal herscheppen, en dat herscheppen zal veel gelijken op een geheel nieuw scheppen. Het wezen der dingen zal blijven maar de hoedanigheden zullen anders zijn. en zal de aarde of zal de hemel de woonplaats zijn van hen die behouden worden? Niet één onzer gereformeerde vaderen heeft geaarzeld bij het geven van een antwoord op deze vraag: de hemel en niet de aarde. Maar wij zullen moeten bedenken hemel en aarde zullen niet meer zo gescheiden zijn als zij nu zijn. het zal een werkelijkheid wezen; alles ter ere Gods, tot vermeerdering van Zijn glorie en tot gelukzaligheid van Zijn volk. God Zelf zal alles in alles zijn en dat zal de hoogste vreugde geven. Zie hier wat de Schrift ons leert. Hoe haaks staat het op wat in de moderne theologie van onze dagen ons wordt voorgehouden. Dat brengt ons tot ons laatste punt.
3.De praktijk. Hoe hebben wij te staan tegenover de dood en het hiernamaals? Allereerst met ontzag en huiver. De dood, wij herhalen het, is zo gewoon niet. de dood is beslissend. In ons sterven valt de grote beslissing. Aangezien de dood een straf en oordeel Gods is hebben wij alle reden hem te vrezen. Laten wij met het oog op onze dood die aanstaande is ons voor de Heere onze God verootmoedigen en vernederen vanwege onze zonden. Tot de ware voorbereiding op de dood behoort de verootmoediging voor God. Wij zijn de dood onderworpen. Niet zodra zijn wij geboren, of het is al merkbaar. Er is al de heimelijke vrees van de ouders hun pasgeboren kind door de dood te zullen verliezen. Met vrezen en beven zien wij onze kleuters de weg of de straat opgaan, ons schoolgaande kinderen de fiets stappen en onze jongeren op de bromfiets wegrijden. De zonde heeft heel wat teweeggebracht. De wereld is niet meer een paradijs, zij is eerder een tranendal. Het uitnemendste, zegt Mozes, is moeite en verdriet. Men kan doen alsof het anders is maar het zelfbedrog. In een wereld waarin alles steeds mooier en luxer lijkt te zullen worden lopen intussen de inrichtingen met de zenuwpatiënten over. Midden in de welvaart leeft bij duizenden jongeren een wrevelig onbehagen. En wat is de ouderdom anders dan een totale ontluistering van wat de mens eens geweest is. Het is alles gevolg van de zonde! Wij zullen onder deze straf van God, welke de dood is, moeten leren bukken. Alleen zo kan er troost gevonden worden tegen de dood. Maar de dood zal dan vervolgens toch ook gezien mogen worden als een door Christus overwonnen en verslonden dood. Hij heeft ons leven geleefd en Hij is onze dood gestorven. De straf die ons de vrede aanbrengt was op Hem. De dood is door Hem gedood! Hij is niet meer! Dat is de jubelzang geweest van de apostel Paulus; ook die van Luther, ook die van alle christelijke schrijvers die zich met de doodsprobleem hebben beziggehouden. Hij is een leeuw, hebben zij gezegd, die overwonnen is; de tanden zijn hem uitgebroken. Hij is een slang die geen vergif meer in zich heeft. Voor wie in Christus gelooft is de dood niet meer wat hij was, hij is veranderd. Hij is een engel des lichts geworden, een boodschapper van goede tijding, een Ahimaaz. Op deze dood zullen wi ons hebben voor te bereiden. Heel het leven zou een voorbereiding op de dood dienen te zijn. men zal het niet op het laatst van het leven mogen laten aankomen. Zeker, de moordenaar aan het kruis kwam nog tot geloof en bekering, maar behalve van hem is er in de Schrift niet van een ander geval ergens sprake. Er is maar één moordenaar aan het kruis geweest. Sterfbedbekeringen zijn menigmaal bedenkelijk. Er zullen ook tijdig uiterlijke voorbereidingen op de dood dienen getroffen te worden. Onze gereformeerde vaderen die menig traktaat over de sterfkunst hebben nagelaten, hebben ook daar steeds op gewezen. Daarmee kan veel familietwist voorkomen worden. Het verdient ook aanbeveling om als men oud geworden is enig voorzieningen te treffen aangaande eigen begrafenis. Hoofdzaak is echt de innerlijke en geestelijke voorbereiding op de dood. Door de verzoening der zonden te zoeken in het bloed van de Heere JC, door zich met Hem te laten verenigen door het geloof, door ook heilig te leven, met een rein geweten. Zo zal het sterven licht kunnen vallen. Zo zal men ook het lijden aankunnen. Lijdzaamheid is een christelijke deugd die geleerd wordt in de school van de Heilige Geest. Er mag ook de verwachting zijn niet alleen van het met de Heere zijn onmiddellijk na de dood maar ook van de zalige opstanding des vleses. Van Calvijn lezen wij dat hij met brandend hart de opstanding der doden verwachtte. Ziel en lichaam beide zullen dan gered zijn. God zal eeuwig geloofd en geprezen worden.
Tot slot, wij komen eenmaal terug op onze eigen tijdsomstandigheden. Wat de Schrift leert over het sterven en over het hiernamaals staat lijnrecht tegenover het algemeen levensbesef van onze dagen. Staat ook lijnrecht tegenover de prediking en de theologie die in onze dagen nieuw en eigentijds heet te zijn. het gaat dan toch maar om het behoud van zondaren, en het rijk Gods dat wij verwachten zal niet zo aards zijn als velen dromen. Ook onder hen die zich toch wel gereformeerd noemen van belijdenis is er te weinig besef van dat wij niet een nieuwe aarde hebben te verwachten die hoe dan ook ergens in het verlengde zal liggen van de aarde zoals zij nu is. Wij zijn niet voor de aarde maar voor de hemel bestemd. Het heil dat wij verachten zal veel geestelijker zijn dan menigeen denkt. Niet de mens zal in het middelpunt staan maar God de Heere Zelf! De Heere God heeft alles gemaakt om Zijns Zelfswil. Dat is bepalend voor al wat er is en wat er wezen zal. Zijn eer en glorie, daar zal alles op uitlopen. En zondaren, verlost door het bloed van het Lam, zullen daarin mogen delen, in die eer en heerlijkheid Gods.
Christenen dienen dat diep tot zich te laten doordringen en dienen daarop aan te leven. Door nu al met de Heere te leven, deze wereld te verlaten, en als pelgrims zich voort te spoeden naar de Stad die fundamenten heeft. Hoe heerlijk en glansrijk is die Stad. Slechts in aardse en dat wil zeggen beperkte beelden kan er over gesproken worden. De werkelijkheid zal ver overtreffen al wat wij ervan gehoord en ervan gedacht hebben. Nogmaals: wat geen oor ooit heeft gehoord en wat geen oog ooit heeft gezien en wat in geen mensenhart ooit is opgeklommen dat zal God geven degenen die Hem liefhebben. Zie dat is wat de christen verwacht, wat hij verwachten mag. Zijn hele hart mag uitgaan naar de gloria Dei, de eer en heerlijkheid Gods.
K. Exalto